De-Duivencoach.nl
Nico van Veen

Columns 2023 

1 December 2023
Eenhoksraces.4 / Kees van Oosten – Venray

Éénhoksraces, internationaal bekend als OLR's (One Loft Races), lijken steeds populairder te worden. Ik merk dat zelf vooral aan het aantal vragen dat ik hier de afgelopen maanden over heb gekregen. Ik schreef al eerder dat deze races een goed alternatief kunnen zijn voor mensen die te weinig tijd hebben om aan huis met de duiven te spelen. Liefhebbers die het vanwege werk en/of gezin niet meer kunnen bolwerken om op de traditionele manier zelf met duiven te spelen, schakelen steeds vaker over naar de OLR’s in plaats van helemaal met duiven te stoppen. Ik vind dat zelf een goede zaak, maar zoals ik afgelopen zaterdag weer hoorde tijdens de Ledenraad, denkt het NPO bestuur hier anders over. Zij zijn geen voorstander van deelname aan de éénhoksraces en dat vind ik jammer. Op deze manier kunnen er immers postduivenliefhebbers behouden blijven die anders voor de sport verloren zijn. Liefhebbers die kunnen blijven genieten van het dagelijks duiven verzorgen en van het wedstrijdelement zonder de noodzaak van dagelijkse training en de andere verplichtingen gedurende het vliegseizoen.

Een van de liefhebbers die een jaar of drie geleden is overgestapt naar de éénhoksraces is de 60 jarige Kees van Oosten uit Venray. Kees heeft vanaf 2003 duiven en heeft tot 2019 aan de wedvluchten van het reguliere vliegprogramma deelgenomen. Op een gegeven moment was dat niet meer te combineren met zijn privésituatie. Na nog even vruchteloos op zoek geweest te zijn naar iemand om mee in combinatie verder te gaan, besloot hij om te switchen naar de éénhoksraces. Kees; “Ik had nog graag aan het programmaspel willen deelnemen en heb gezocht naar mogelijkheden om als combinatie verder te gaan, maar er was niemand die daarvoor open stond. Ik heb toen de keuze gemaakt om me te gaan toeleggen op de OLR’s. Wat me aanspreekt bij de OLR’s is dat iedere duif van A naar B vliegt met zelfde verzorging, met hetzelfde beginpunt en hetzelfde eindpunt en onder dezelfde omstandigheden. Dat er prijzengeld mee te verdienen is maakt dit spel nog aantrekkelijker.” Het aspect prijzengeld dat Kees noemt is voor een deel van de OLR deelnemers wellicht het belangrijkste. Deze veelal commerciële liefhebbers nemen vooral deel aan de grote aansprekende races waarop grote geldbedragen te verdienen zijn zoals  Victoria Falls en Pattaya en waar de hoogte van het inleggeld voor de gemiddelde duivenliefhebber doorgaans een belemmering is. Kees desgevraagd of hij ook aan dergelijke races meedoet of wil gaan meedoen; “De duurste race waaraan ik tot nu toe heb deelgenomen is de Golden Algarve. Mijn doel is om daar in ieder geval mijn inleggeld terug te verdienen en dat is me tot nu toe redelijk gelukt. Maar deelname aan dit soort races zijn voor de gemiddelde liefhebber eigenlijk niet te betalen of je moet het in teamverband doen. Ik ben ervan overtuigd dat op veel hokken van gemiddelde liefhebbers duiven zitten, die net zo goed of zelfs beter zijn dan veel van de duiven met klinkende stambomen, die er nu heen gestuurd worden van de gerenommeerde hokken.”

Kees speelt nu drie jaar mee aan de OLR’s en heeft al een paar mooie klasseringen behaald. Zo won hij afgelopen seizoen een 1e prijs op een hot spot race in de Algarve, vorig jaar in Costa del Sol een 1e prijs op hot spot 2, in de finale de 5e prijs en de 4e prijs op de extra finale. Daarnaast won hij nog diverse top 10 noteringen op hot spot races. Kees desgevraagd over de duiven die hij naar de OLR’s stuurt; “Als beginnende OLR liefhebber weet je in het begin niet wat voor soort duiven daarvoor nodig zijn, daar moet je in groeien. Een goede programma duif is meestal geen goede OLR duif. Bij een OLR duif komt de nadruk op de finale te liggen, die doorgaans 500 km is en wordt vervlogen in allerlei (vaak moeilijke) omstandigheden. Ik ben het met de stelling van Gert Rotman eens die zegt dat elke duif die je instuurt in staat moet zijn om een race te winnen en dat probeersels niets te zoeken hebben op een OLR. Nu ben ik zelf echter nog niet zover dat ik een hok vol bewezen kweekduiven bezit. Op mijn kweekhok heb ik ook duiven die voor hier voor het eerste jaar zitten en zich nog moeten bewijzen. In het begin had ik alleen dagfond duiven. Tot aan de halve finale konden zij zich goed met de eersten meten, maar in de finale kwamen ze te kort. Ik probeer nu duiven te kweken die tot diep in de finale meekunnen, dus met meer doorzettings- en uithoudingsvermogen. Een aantal koppels hebben die eigenschap al, met als resultaat een 20e en 28e plaats in de finale van OLR Moldavië en de 57e plaats in de Finale van Costa del Sol. Dat waren beide pittige finales waar mijn voorkeur toch naar uitgaat.”

Bij verschillende OLR’s (de winterraces) worden er duiven ingezonden die soms al het hele jonge duivenprogramma van de afdeling hebben afgewerkt. Ook Kees heeft dat met succes gedaan. Kees; “Zelf speel ik niet meer met duiven, maar ik laat elk jaar een 25 tal jonge duiven uittesten bij een paar bekende liefhebbers in Oost Brabant. Van deze duiven stuur ik er na het seizoen ook een paar naar een OLR. Vorig jaar was ik zeer verrast dat een jonge duif die in Nederland aan het complete vliegprogramma had deelgenomen zich toch makkelijk had laten over wennen en daarna ook nog een topklassering in Costa del Sol behaalde. Maar in Griekenland waren de bevlogen jonge duiven juist weer heel snel weg. Misschien heeft dit te maken met de ligging van de evenaar of een of ander magnetisch veld! Maar hoe dan ook, ik ben tot nu toe even succesvol geweest met jongen die nog nooit hebben losgevlogen als met bevlogen jongen.”

Dat er bij sommige OLR’s dingen gebeuren die niet de schoonheidsprijs verdienen is duidelijk voor een ieder die enige ervaring heeft opgedaan in deze tak van sport. Maar om dan meteen de deelname aan OLR’s af te keuren is wel wat kort door de bocht vind ik. Ik vroeg Kees hoe hij daar tegenaan kijkt. Kees; “Dat de NPO deelname aan OLR’s niet ondersteunt, snap ik aan één kant wel omdat er prijzengeld aan verbonden is en daar kom je in Nederland niet meer mee weg. Maar aan de andere kant bieden de OLR’s mogelijkheden voor duivenliefhebbers om toch postduiven te kunnen houden zonder dat er duiven bij huis los hoeven te vliegen. Het komt immers steeds vaker voor dat het in (veelal nieuwe) woonwijken verboden is om duiven dagelijks los te laten vliegen. Een duivenhok plaatsen mag in veel gevallen wel. Met alleen te kweken voor de OLR’s kunnen duivenliefhebbers in dergelijke woonwijken toch met duiven starten of hun hobby voortzetten. En voor wat betreft de OLR’s waar zaken gebeuren die een geur van oplichting hebben of waarin het duivenwelzijn op een laag pitje staat, zou je mogen verwachten dat deze zichzelf de markt uitprijzen. Helaas zijn er bandieten in dit wereldje, dus voorzichtigheid is altijd geboden. Gelukkig heb ik zelf nog geen hele negatieve ervaring meegemaakt en hoop ik die ook niet mee te maken. Wel heb ik bij een race  meegemaakt dat het prijzengeld plotseling werd gehalveerd. Aan die race neem ik uiteraard ook nooit meer deel. Meer en betere controle vanuit de FCI vind ik overigens wel een goede zaak.” Tot zover Kees van Oosten over zijn ervaring met de éénhoksraces.

1 november 2023
Dick Hamer - Zutphen / Duiven door de eeuwen heen.3

Duiven zijn al eeuwenlang een fascinerende en geliefde metgezel van de mens. Hun geschiedenis gaat terug tot in de oudheid, waar ze werden gewaardeerd om hun schoonheid, intelligentie en hun vermogen om berichten over te brengen over grote afstanden. Zowel in het oude Egypte tot op de dag van vandaag zijn er over de hele wereld altijd mensen geweest die de duif bewonderden. De interesse in duiven is heden ten dage nog steeds groot, ondanks dat het aantal postduivenliefhebbers en sierduivenfokkers flink dalende is. Ik merk dat onder andere aan het aantal bezoekers van mijn website. Sinds ik in mei een nieuwe website heb opgezet waarbij ik niet alleen informatie over postduiven plaats, is het aantal lezers van mijn website flink toegenomen. En deze lezers zijn lang niet alleen post- of sierduivenliefhebbers, zoals ik merk aan de reacties die ik ontvang. De artikelen van Heim Meijerink over de historie van de postduivensport en duiven in de oorlog worden graag gelezen en ook de pagina met foto’s van historische duiventillen en torens mag ook op veel belangstelling rekenen.

Iemand die ook een zeer brede belangstelling heeft voor alles wat duif is, is de 77 jarige, vooral in sierduivenkringen zeer bekende duivenfotograaf en verzamelaar Dick Hamer uit Zutphen. Wat deze man over duiven verzameld heeft is onbeschrijfelijk. Ik ben bij verschillende verzamelaars van duivenspullen op bezoek geweest maar nergens trof ik zo’n enorme verzameling. Alle muren van onder tot boven inclusief de gangen en het trapgat hangen vol met schilderijen, bordjes, trofeeën, foto’s, tekeningen en nog veel meer. Vitrines met honderden duivenbeeldjes, mokken en glazen met duivenopdruk, flessen drank met duivenetiketten en vele andere snuisterijen. Daarnaast staan er diverse boekenkasten vol met duivenboeken waaronder zeer oude zeldzame exemplaren en minstens honderdduizend dia’s van over de hele wereld. Lang niet alles wat Dick heeft gespaard heeft een plekje. Er staan nog tientallen dozen volgepakt met van alles waarmee gemakkelijk een museum gevuld zou kunnen worden. En er komen nog een groot aantal dozen bij, want in het Pluimveemuseum in Barneveld loopt binnenkort de wisselexpositie genaamd “Roekoe de duif” af. De meeste daar getoonde spullen komen uit de verzameling van Dick.

Dick is een veelzijdig man. Als kind kon hij al goed tekenen. Hij begon met het verzamelen van plaatjes van de in zijn kinderjaren zeer bekende Pleinesalbums. Gaandeweg begon hij zelf duiven te tekenen en beeldjes te boetseren. En weer iets later mocht hij zelf ook duiven houden en kwamen er sierduiven van de meest uiteenlopende rassen. Dick is van beroep 50 jaar schoenmaker geweest, maar hoewel hij goed in zijn vak was, lag zijn hart altijd bij duiven en kunst. Zelfs in de pauzes sneed hij uit leer nog duivenbeeldjes. En vrijwel alle vrije tijd ging na zijn 16e zitten in duiven. In zijn 60 jarige duivenloopbaan heeft hij minstens 100 duivenrassen gefokt. Hij was voor zijn 20e al keurmeester in de voetsporen van beroemde sierduivenkenners en keurmeesters als Louis Maas en Henk Moezelaar. Deze stimuleerden hem om al vroeg keurmeester te worden en van hen heeft hij dan ook veel geleerd. Met het maken van foto’s en dia’s is hij ook al op jonge leeftijd begonnen. Zijn foto’s van sierduiven, maar ook van andere diersoorten sieren menig dieren- en duivenboek en artikel dat de afgelopen 60 jaar over sierduiven geschreven is. Zijn eerste foto’s voor boeken maakte hij voor de Zutphense uitgeverij Thieme en kreeg in boeken betaald voor zijn foto’s. Dick; “Het fotograferen heb ik nooit voor geld gedaan. Het is voor mij altijd hobby geweest. Ik vroeg zelden geld voor mijn foto’s. Alles wat ik ermee verdiende heb ik weer geïnvesteerd in mijn verzameling.”

Met schilderij van een Spaanse kroppersoort

Voor een deel van zijn verzameling duivenboeken

Als fotograaf en sierduivenkeurmeester heeft Dick meer dan 40 landen bezocht. Overal is hij welkom en een graag geziene gast. Dick; ”In landen als India, Bahrein, Jordanië en Dubai heb ik bij verzamelaars van sierduiven rassen gezien die nergens anders ter wereld voorkomen dan alleen bij die desbetreffende verzamelaars. Maar helaas wordt er maar zelden met die duiven gefokt. Het gaat bij die mensen puur om het hebben. In India en Amerika ben ik bij sierduivenliefhebbers geweest die hele sporthallen vol met duiven hadden met een overweldigende hoeveelheid rassen sierduiven. Van al deze bezoeken heb ik vele dia’s en foto’s gemaakt. Ik verzorg regelmatig lezingen voor verenigingen en clubs over een bepaald thema en zoek dan uit deze enorme verzameling leuke en interessante plaatjes.”

Door het lezen van alles wat maar met duiven te maken heeft, talloze hokbezoeken en bezoeken aan dierenparken over de hele wereld, het bezoeken van en keuren op internationale tentoonstellingen en het zelf fokken van de meest uiteenlopende sierduivenrassen, bezit Dick een enorme kennis van sierduiven maar ook van wilde duivensoorten. Hij is dan ook een vraagbaak voor velen. Ook zijn lezingen die met veel humor worden gebracht, worden veel en graag bezocht. Dick; “Ik heb mazzel gehad dat ik de mogelijkheid heb gekregen om zeldzame en exotische sierduiven van over de hele wereld te fotograferen. Mijn foto’s worden gewaardeerd door duivenliefhebbers en verzamelaars over de hele wereld, waardoor vele deuren voor mij open gaan die voor anderen gesloten blijven.”

Silezische kroppers

Nederlandse Helmduiven

Sierduiven worden al minstens 3500 jaar gehouden zo blijkt uit wandschilderingen die gevonden zijn in de tombes van de Farao’s in Egypte. In de loop der tijd zijn er talloze rassen van sierduiven ontstaan, elk met hun eigen unieke kenmerken en kleurpatronen. Tot op de dag van vandaag is het fokken en exposeren van sierduiven nog steeds een populaire hobby over de hele wereld. Ik vroeg Dick hoe het met de sierduivenhobby heden ten dage in Nederland is gesteld. “Hier in Nederland en de ons omringende landen loopt de sierduivenhobby hard terug. Overigens is dat net zo in de postduivenwereld en andere kleindierhobby’s. Voor de sierduivenfok zal dat betekenen dat er rassen zullen verdwijnen. Op de lijst met zeldzame huisdierrassen staan nu al 16 Nederlandse sierduivenrassen waarvan voor 4 rassen de situatie kritiek is. Er zijn nu nog zo’n 900 sierduivenfokkers, dat is nog maar een kwart van het aantal fokkers dat ons land telde in de jaren 70. Het fokken van sierduiven komt steeds meer in handen van specialisten en zakenlieden. De veelal oudere hobbyfokkers komen op een leeftijd dat hun gezondheid te wensen overlaat en stoppen met de hobby of overlijden. Wekelijks ontvang ik wel één of meerdere overlijdensberichten.”

Zo lang zijn gezondheid het toelaat gaat Dick door met de fascinerende wereld van sierduiven vast te leggen en te delen met anderen. Ik hoop dat hij nog vele foto’s zal maken want er zijn maar weinig mensen die de schoonheid en diversiteit van zeldzame sierduiven zo meesterlijk kunnen vastleggen als hij.

1 oktober 2023

Martin van Zon - Krimpen a/d Lek - Keurder en Adviseurs-2

Het is ruim 10 jaar geleden dat ik de vorige column schreef in deze serie over keurders en adviseurs in de duivensport. Deze column schreef ik destijds over Bennie van Dijk en die column is tot op heden veruit mijn best gelezen column zo lang als ik met de-duivencoach.nl actief ben.  Dat zal niet alleen met het onderwerp keuren en adviseren te maken hebben , maar ook zeker met de persoon. Bennie heeft veel te vertellen en heeft velen die tobden  met hun hok en de gezondheid van hun duiven het plezier in hun hobby weer terug gegeven met zijn adviezen. Dat laatste geldt ook voor de hoofdpersoon van deze column; Martin van Zon uit Krimpen aan de Lek. Net als Bennie geeft Martin adviezen over hokken (Zijn van Zonhokken staan inmiddels bij vele liefhebbers) maar ook op het gebied van selecteren en koppelen heeft Martin een grote faam. De video’s die de Koerier heeft gemaakt en waarin Martin uitleg geeft over de uiterlijke kenmerken van een goede postduif, zijn door duizenden postduivenliefhebbers bekeken.

Martin is 74 jaar en speelt zo’n kleine 60 jaar met duiven.  Hij is met de duivensport opgegroeid, daar zijn vader, een oom en ook zijn grootvader, postduiven hadden. In zijn tienerjaren had Martin dezelfde interesses en liefhebberijen als de meeste tieners en kwamen de duiven zeker niet op de eerste plaats. Martin ging op zijn 19e zelfstandig wonen en vanaf dat moment pakte hij de duivensport op met duiven van zijn vader. Hij maakte direct een bliksemstart, want met een handjevol jaarlingen werd vrijwel alles gewonnen wat er te winnen viel. Zelfs op Nationaal Orleans jonge duiven werden dat jaar vroege duiven gedraaid. Iets wat vele clubgenoten voor onmogelijk hadden gehouden. Tot op de dag vandaag speelt Martin op kampioensniveau mee. Aansprekende overwinningen en kampioenschappen zijn er de afgelopen 50 jaar veel geweest waaronder het winnen van een auto op Nationaal Bergerac.  Toch had er volgens Martin nog veel meer  in gezeten wanneer hij een minder turbulent en bewogen leven zou hebben geleid. In zijn leven was niet altijd tijd en ruimte om zich voor de volle honderd procent voor de duivensport in te zetten.

Mooie herinneringen zijn er volop. Zo schreef Richard van Stel ooit in het NP Orgaan het volgende over Martin zijn prestaties; “Om in deze prestigieuze rubriek “Nadoen” vermeld te worden, zal je van goede huize moeten komen, behalve Martin van Zon, want die staat er bijna elke week in.”  Wanneer er zo iets over je geschreven wordt, geeft dat uiteraard veel voldoening. Desgevraagd geeft Martin aan dat hij nog steeds veel voldoening uit de duivensport haalt, al zijn er ook ontwikkelingen in de duivensport waar hij zich aan stoort. Op zijn website en in zijn blogs valt daar genoeg over te lezen. Martin; “Ik zit in een sterke club waarvan diverse leden Teletekst kunnen pakken. Als je in zo’n club een paar keer per jaar de eerste vliegt, geeft dat op zich al veel voldoening. Maar ik ga de komende jaren erg hard mijn best doen om mijn prestaties op afdelingsniveau verder te verbeteren. Ik heb hiervoor al een aantal investeringen gedaan. Maar als ik ergens duiven weet te zitten die mij verder zullen brengen om dit doel te verwezenlijken, ga ik die ook halen. Ik heb er alles voor over om mijn stam op een hoog niveau te houden.”

Martin steekt zijn mening niet onder stoelen of banken. Maar daarnaast gaf hij in gesprek met mij ook meermaals aan dat hij beslist open staat voor de mening van iemand anders en graag van anderen leert. Ik vroeg Martin daarom of hij wel eens terug komt op een eerdere stelling of standpunt.  Martin; “Ik noem dat niet terugkomen op een eerder standpunt maar je mening bijstellen. Want natuurlijk heb ik mijn mening over bepaalde zaken in de loop der jaren wel eens bijgesteld.  En ik probeer ook regelmatig iets uit. Zo heb ik dit jaar voor het eerst mijn oude duiven verduisterd en heb ik jaar ook met een ploeg onverduisterde jongen gespeeld. Ik zie een groot verschil  in gedrag tussen de niet verduisterde en de verduisterde jongen. Niet verduisterde jongen trekken veel eerder en langer weg en zijn levenslustiger. Ook houdt je niet verduisterde jongen gemakkelijker gezond.  Verduisterde jongen worden geremd in hun ontwikkeling. Later leren kan zeer zeker (door schade en schande), maar dat gaat dan  ten koste van in potentie goede duiven. Door een gebrekkige ontwikkeling worden te veel goede jonge duiven verspeeld. Dergelijke inzichten verkrijg je niet door koppig vast te houden aan een bepaald systeem of overtuiging, maar door je open te stellen en zaken uit te zoeken en uit te proberen. Een wijs man zei ooit; “Hij is waarlijk meester die nooit ophoudt leerling te zijn.” Dat is mijn lijfspreuk en Ik leer gelukkig nog iedere dag bij.”

Over duiven keuren en koppelen heeft Martin een duidelijke visie. Hierover heeft hij in een film van de Koerier (104) een begrijpelijke uitleg gegeven. In mijn optiek is dit een selectiemethode die zijn vruchten afwerpt. Deze methode komt vrijwel 100 % overeen met mijn eigen methodiek en ik ben er van overtuigd dat wanneer je dit gedurende enkele jaren toepast, de kwaliteit van je duiven in grote stappen vooruit zal gaan. Maar niet iedereen zal dit in dezelfde mate in de vingers krijgen.  Het vergt namelijk een groot onderscheidingsvermogen en een zeer goed geheugen, maar daarnaast ook zeer veel inzet en tijd.  In mijn optiek is slechts 1 % van alle duivenliefhebbers in ons land in staat om met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een duif op de juiste waarde te kunnen beoordelen. Onder de 99 % die deze vaardigheid niet bezitten zijn er verschillende liefhebbers die nogal eens kritiek uiten op duivenkeurders / selecteurs. Ik vroeg Martin hoe hij hier tegenaan kijkt en hoe hij met deze kritiek omgaat. Martin; “Ik maak me niet druk om dergelijke kritiek. Er zijn veel belangrijkere zaken om me druk over te maken en dat zijn geen zaken die met de duivensport te maken hebben. Deze kritiek komt overigens zelden van kampioenen. Deze  hebben meestal  wel respect. Het zijn vooral de mensen die niet mee kunnen komen die kritiek uiten en daarbij is dan meestal sprake van afgunst en jaloezie.”

Martin heeft zeker een punt dat jaloezie en afgunst beslist een rol zullen spelen bij een bepaalde groep liefhebbers die niets van keuren op uiterlijke kenmerken willen weten. Maar er is toch ook een andere groep die geen geloof hecht aan het keuren van duiven op vliegkwaliteiten. Zo schreef een bekende duivensportjournalist in zijn blog het volgende; “Liefhebbers die menen aan een duif te kunnen zien of het een goede is, zijn van alle tijden. Die er zich zelfs voor laten betalen ook. Sommigen menen oprecht dat ze die gave hebben, andere zijn charlatans. Merkwaardig genoeg zijn het vooral de grootste kampioenen die beweren weinig of niets van duiven te kennen.” Ik was benieuwd hoe Martin tegen een dergelijke uitspraak aankijkt. Martin; “Verstand van duiven hebben wil niet per definitie zeggen  dat je hard kan spelen met je duiven. Dat  kan je zelfs  in de weg zitten. Want zonder die kennis zal je je alleen op het spelletje concentreren.  Zelf ben ik altijd bezig met een stammetje te vormen en te verbeteren. Ik wil mijn goede vliegers en kwekers zelf kweken en alleen af en toe gericht enkele duiven bij kopen die de stam beter kunnen maken. Dat is mijn uitdaging naast het goed presteren op de zwaardere vluchten waarbij het echt op de duif zelf aankomt. De mannen die zo hard roepen dat niemand iets van een duif kent, zijn helemaal niet bezig met een eigen stam. Hun strategie is bij de kleine goed presterende liefhebbers de beste duiven te kopen. Dus veel kopen en ook veel verkopen. Over kweek strategieën hoef je het met die mannen niet te hebben, want die hebben ze niet.”

Als keurder en selecteur bezoek je  veel liefhebbers, kom je op veel hokken en wordt er veel advies aan je gevraagd. Bennie en ik hebben daarbij de ervaring dat er veel fouten worden gemaakt uit gemakzucht, of dat de betreffende liefhebbers te druk zijn met andere zaken waardoor belangrijke zaken over het hoofd worden gezien. Adviezen worden door zulke liefhebbers dan meestal ook niet opgevolgd. Ik vroeg Martin of hij dat herkende. Martin; “Ik herken dat niet. Maar dat is misschien wel regio gebonden. De liefhebbers die de kantjes er van af lopen zie je steeds minder en hier in de regio zeker niet. Die zullen er elke week onderdoor gaan en dat houdt volgens mij niemand vol. De duivensport is daar veel te duur voor. Natuurlijk maak ik ook wel mee dat mijn adviezen soms niet worden opgevolgd. Ik wil iedereen helpen maar als ze het niet in zich hebben en fout na fout blijven make, is het een keer afgelopen. Ik ga geen water naar de zee dragen.“

Tot zover Martin van Zon over zijn visie en ervaringen als keurder en adviseur. Zie ook zijn website http://martinvanzon.com/

1 september 2023
Jos Joosen – Brecht (B) / Grote namen in de duivensport.5

De naam Jos Joosen zal door veel oudere liefhebbers geassocieerd worden met de legendarische duif de Bonga die in de stambomen van duizenden duiven over de gehele wereld voorkomt. Maar wat deze man zelf heeft gepresteerd op alle afstanden is zeer indrukwekkend. Naast 2 internationale overwinningen (Marseille en Perpignan) en 5 nationale overwinningen, kan de 78 jarige Jos een imposante lijst overleggen van tientallen prijzen bij de eerste 10 nationaal en honderden kampioenschappen. En dat niet alleen op de grote fond maar op alle afstanden. De vele reportages die in de afgelopen 50 jaar zijn geschreven, worden door Jos netjes bewaard. Dat betekent dat er tijdens mijn bezoek aan deze kampioen in Brecht maar liefst 10 ordners met reportages op tafel lagen! Een veranda vol met trofeeën is daarnaast het tastbare bewijs van de grote reeks successen waarop hier kan worden teruggekeken.

Jos besloot na het overlijden van zijn moeder samen met zijn vader met de duivensport te beginnen zodat zijn vader wat om handen zou hebben. Beiden stapten in 1976 zonder enige ambitie de duivensportwereld binnen. Maar vader besloot na enige tijd naar Nederland te verhuizen, waarna Jos besloot om zelf met de duiven door te gaan. Al snel kwamen de successen op de vitesse en halve fond. Nadat hij op de halve fond werd uitgesloten vanwege zijn sterke spel, werd eind jaren 80 de overstap naar de grote fond gemaakt. Hiervoor werden geen andere duiven aangeschaft, maar de oude Huyskens-van Riel en van Rhijn-Kloeck basis bleek de grote fond goed aan te kunnen. Er werd vervolgens  samen gekweekt en wat geruild met onder andere grote fond kanonnen als onder andere  Jac v.d. Wegen, Filip Norman, Roger Vereecke en Jan Theelen en andere toppers als Gaby Vandenabeele en Roger Desmet-Mathijs. In zijn hele carrière heeft Jos nog nooit een duif gekocht behalve enkele bonnetjes. Daarentegen komen liefhebbers uit de gehele wereld duiven bij Jos kopen. Overigens vindt Jos de hedendaagse duivenhandel maar een heel gedoe met DNA testen en de vele verzoeken om specifieke koppels samen te stellen. Ook de prijzen die men betalen wil voor een jonge duif, vooral in landen als China, Taiwan, Amerika en de Arabische landen doet hem nog wel eens de wenkbrauwen fronsen. Duiven veilen heeft hij nog nooit gedaan. De vraag naar zijn duiven is groter dan het aantal dat hij kweken kan.

Als je zo’n enorme lijst met overwinningen en kampioenschappen kan overleggen als Jos, bewaar je uiteraard ook vele dierbare herinneringen. Voor Jos zijn dat de 1e Internationaal Perpignan in 2006, de 1e Internationaal Marseille in 2010 en de titel 1e Internationale asduif van Europa in 2016 met de duivin 11-6289608. Maar helaas zijn er ook minder fijne herinneringen, want zijn grote bekendheid heeft ook een keerzijde. Er is namelijk in totaal 11 x ingebroken waarvan 5 x in huis en 6 x bij de duiven. De laatste keer (oktober 2021) zijn er 115 duiven gestolen wat vrijwel zijn gehele vliegploeg was. Er zit nu inmiddels iemand vast voor deze en andere duivendiefstallen, maar de duiven komen er niet mee terug. Er zitten waarschijnlijk mensen achter die in het verleden duiven hebben aangeschaft uit landen als Oekraïne en Roemenië. Daar de kwekers er gelukkig nog zijn, heeft Jos inmiddels een grote ploeg jongen van 2022 en 2023 gekweekt om zijn vlieghokken weer te kunnen bevolken. Maar er gaat wel een paar jaar overheen voordat er weer een goede vliegploeg zit. Toch wist Jos in 2022 met de enkele duiven die de dieven over het hoofd hadden gezien, nog een paar aansprekende successen te behalen zoals de 1e Nationale Asduif Rhonevallei.

Net als bij de andere grote namen die in de vorige columns aan het woord waren is ook bij Jos sprake van een zorgvuldig opgebouwde stam rondom één of enkele super verervende toppers. Bij Martha van Geel waren dat de beroemde Dolle en het Vlekje, bij Jan Theelen het Trutje, de 508 en de Vale Marathon en bij Karel Meulemans het beroemde koppel "Oude van den Bosch x Blauw Janssen". En bij Jos Joosen zijn dat de Bonga en zijn ingeteelde nazaat de Bordeaux. Het bloed van de Bonga met ringnummer BE 85-6392475 stroomt rijkelijk door alle duiven die de afgelopen 50 jaar voor de successen hebben gezorgd, zo ook door de Marseille. Er wordt door Jos aan (nauwe) inteelt gedaan, maar ook laat hij al jaren de duiven zelf een partner zoeken. Dat dit prima kan als je over een eigen stam beschikt heeft Jos wel bewezen. Wel stuurt hij af en toe bij als er koppels worden gevormd waar hij niets in ziet, maar de meeste koppels hebben elkaar zelf opgezocht. Het spreekt dan ook vanzelf dat er bij het samenstellen van de kweekkoppels dan ook niet op lichaamsbouw, ogen, spieren, pluim, etc. wordt gelet, maar alleen soms naar de afstamming. En dat laatste gebeurt dan vaak op verzoek van een koper.

Ik vroeg Jos of hij bij de opbouw van zijn stam heel bewust te werk is gegaan en kennis heeft van genetica. “Kennis van genetica heb ik niet. Wel ben ik heel bewust te werk gegaan bij de opbouw van mijn stam. Ik heb het geluk gehad dat ik de Bonga heb gekweekt en dat deze over een enorme erfkracht beschikte. Nu bijna 40 jaar nadat deze doffer uit het ei kwam, zit diens bloed nog in vele hedendaagse topduiven over de hele wereld. Behalve ik zelf zijn er velen geslaagd met deze bloedlijn. Bijna dagelijks wil er wel iemand jonge duiven aanschaffen of samen kweken. Verschillende nationale winnaars hebben mij de afgelopen jaren al benaderd om samen te kweken en op een dergelijk aanbod ben ik regelmatig ingegaan. Het mooie hiervan is dat ik nooit iets heb hoeven te betalen voor duiven. De voorouders van de Bonga heb ik gekregen en alle vers bloed dat de afgelopen jaren is toegevoegd is verkregen door ruiling of samenkweek. De basis van mijn stam is gelegd met duiven die ik heb gekregen van Jos De Feyter (Huyskens-Van Riel, van Rhijn-Kloeck en Roest). Hieruit komt de Bonga voort. Eind jaren 80 en begin jaren 90 bestond mijn kweekhok voor het grootse deel uit kinderen en kleinkinderen van de Bonga en tot op de dag van vandaag zit zijn bloed nog in mijn meeste duiven.”

Jos behoort bij het hele kleine groepje grote namen in de duivensport dat al tientallen jaren grote successen behaalt en dit ook vol weet te houden.  Ik vroeg hem waaraan hij dit te danken heeft. Jos; “Om aan de top te komen en vooral te blijven zal je op de eerste plaats zeer streng moeten selecteren op prestaties en gezondheid en daarbij de lat steeds hoger moeten leggen. Gebruik daarnaast zo min mogelijk medicatie en het liefste helemaal niets. Verder moet je alleen kweken uit je beste duiven en als je duiven bijhaalt moeten die zich aan jouw verzorging en milieu aanpassen. Ga er beslist niet aan dokteren als ze ziek worden, maar doe ze weg! Bij mij is het zo dat vrijwel alle duiven die van andere hokken komen (meestal via een bonnetje dat ik koop om de club te steunen) het hier niet redden en veelal vanwege een slechte basisgezondheid er uit geselecteerd worden.”

Duiven met een grote natuurlijke weerstand zijn de enige duiven die Jos op zijn hok wil en dat zijn ook de duiven die het bij hem (lang) volhouden. Hij is nog nooit naar een dierenarts geweest en dat wil hij ook zo houden. Hij onderzoekt met regelmaat zelf de mest van zijn duiven met een microscoop op het geel, Coccidiose en wormen. En mocht het nodig zijn grijpt hij in, maar dat is niet vaak. Hij geeft aan dat hij al een paar keer geel heeft aangetroffen bij zijn duiven nadat ze een topprestatie hadden neergezet, dus vraagt zich af of hij nog wel altijd moet ingrijpen als hij het geel aantreft. Hij doet af en toe wat azijn in het water maar doorgaans vult hij zijn waterbakken alleen bij en maakt deze maar af en toe schoon. Jos; “Het water is vaak troebel en dat versterkt mijn inziens de natuurlijke weerstand tegen de verschillende duivenziektes. Mijn duiven spelen tot op 7 en 8 jarige leeftijd nog kopprijzen op de marathons. Dat zie je bij de liefhebbers die veel medicatie gebruiken, zelden of nooit.”

Bij Jos is alles eenvoudig. Een uitgekiend voedingssysteem is aan hem ook niet besteed. De kweek en vliegduiven krijgen altijd volle bak van een complete mengeling. Duiven waar niet mee wordt gespeeld krijgen veel gerst. Gedurende het vliegseizoen worden ze in potjes gevoerd en daarbuiten in een voerbak.

Tot zover Jos Joosen die tot slot nog extra benadrukte dat men het echt zo simpel mogelijk moet houden.

1 Augustus 2023

Ramon en Zwaniëlle Klaassens – Vlagtwedde / Eenvoud in de duivensport.6
Na twee Friezen, een liefhebber uit Zuid-Holland, Een Drent en een Brabander is het nu de beurt aan twee Groningers om hun zegje te doen over het beoefenen van de duivensport op een eenvoudige manier. Het zijn de 31 jarige Ramon Klaassens en zijn 43 jarige echtgenote Zwaniëlle Klaassens uit Vlagtwedde. Ramon is lid van de vereniging PV de Trekkers, de club waar ik zelf ook lid van ben samen met mijn compagnon René Dalmolen. Er wordt gevlogen onder de naam van Ramon, maar Zwaniëlle draagt ook haar steentje bij en dat niet alleen door Ramon te ondersteunen, maar ook in de vereniging is Zwaniëlle actief. Zo doet ze op de vereniging het computerwerk tijdens inkorven en afslaan en het koppelen van de duiven. En ze vervult een bestuursfunctie binnen de DGCC (Drents Groningse Concours Combinatie).

Ramon zijn vader had ook duiven, maar die is overleden toen Ramon nog maar zes jaar oud was. In zijn tienertijd heeft Ramon zelf ook twee jaar met duiven gespeeld. In de jaren dat hij geen duiven had kwam hij nog wel over de vloer bij de duivenliefhebbers Derk Huls en Wim Wilts en begon het duivenmelkersvirus op een gegeven moment weer de kop op te steken. Sinds 2015 heeft hij weer duiven. Ramon heeft een beperking en werkt halve dagen op een zorgboerderij. Voor de rest van de dag wordt er veel tijd aan de duiven besteed want hij is best fanatiek. En de laatste jaren vertaalt zich dit in steeds mooiere uitslagen. Zwaniëlle; “Wij proberen mooie uitslagen op verenigingsniveau te maken. Daarnaast is een vluchtoverwinning ook super natuurlijk. Maar we zijn wel realistisch dus zijn al heel blij met een mooie uitslag. Wij richten ons voornamelijk op de  vitesse en de midfond. Daarnaast wordt er ook op de dagfond- en jonge duivenvluchten ingekorfd. Voor de dagfond zoeken we elk jaar een aantal duiven uit die misschien de dagfond ook aan kunnen. Het ene jaar gaat dat goed en het andere jaar niet. Ramon zou het heel mooi vinden als hij in de toekomst ook eens een paar duiven op de marathon zou kunnen spelen, maar daar hebben we nu (nog) geen duiven voor. Vooralsnog genieten we van de successen op de programmavluchten zoals de paar keer dat Ramon op teletekst en in het Spoor der Kampioenen heeft gestaan en het 1e duifkampioenschap jonge duiven in de club vorig jaar.”

De moderne manier van duivensport zoals die op veel professionele hokken wordt beoefend met verwarming en klimaatbeheersing op de hokken, uitgebalanceerde luchtverversing, voerschema’s, medische begeleiding, etc. staat heel ver van Ramon en Zwaniëlle af. Zwaniëlle; “Voor ons is het echt hobby. Ik heb naast de duivensport mijn gezin en ben ook nog actief met paarden. Ramon is wel vrij fanatiek met de duiven bezig. Zijn meeste vrije tijd steekt hij in de duiven, zo’n 3 tot 4 uur per dag. Op vakantie gaan we niet en de duiven krijgen alles wat ze nodig hebben, maar er zijn grenzen aan. Hoe anderen de duivensport beoefenen is niet iets waar wij ons mee bezig houden. Natuurlijk weten we wel dat er flinke bedragen in de duivensport omgaan die besteed worden aan duiven, hokken, supplementen en medicatie. Ook zien we wel de enorme aantallen die er door bepaalde hokken wekelijks worden ingekorfd, maar we hebben geen idee hoe bepaalde zaken misschien anders zouden kunnen. Zoals gezegd richten we ons op het spel in de club en genieten we van de omgang met de duiven.”

Uit het bovenstaande blijkt dat we hier te maken hebben met eenvoudige liefhebbers die met beperkte middelen genieten van hun duiven en daarmee tevreden zijn. Zwaniëlle; “Wij hebben een vlieghok van 8 meter met 4 afdelingen waarop 12 vliegkoppels zitten en een kweekhok van 5 meter met 2 afdelingen waarop 8 kweekkoppels zitten. We spelen zowel met de ouden als jongen ongeveer tussen de 15 en 30 duiven per vlucht. Als je kijkt naar de kosten van voer, vluchten, medicatie en supplementen is de duivensport best prijzig. Duiven kopen doen we dan ook niet en supplementen en medicatie worden door ons maar met mate verstrekt. Rijden met de duiven doen we in het seizoen evenmin, maar wel worden zowel de oude als jonge duiven voorafgaande aan de vluchten 4 á 5 keer gelapt.”

Tot zover Ramon en Zwaniëlle in deze zesde column over duivenliefhebbers die de duivensport op een eenvoudige manier beoefenen en daar veel levensvreugde aan beleven.

1 juli 2023

Succes in de duivensport.8 / Jan Bos – Boelenslaan

Op de vorige column over het onderwerp “Succes in de duivensport” kreeg ik een tiental reacties. Feitelijk kwamen al deze reacties op hetzelfde neer en het trefwoord in deze reacties was het woordje “meer”. In de ogen van deze liefhebbers doet een kampioen meer dan zij zelf willen of kunnen. Kampioenen steken er meer geld in, steken er meer tijd in, hebben meestal meer duiven, hebben meer ruimte, zien meer aan de duiven, weten meer dan zij over duiven, voer, ziekten, medicijnen en supplementen, willen meer bereiken en hebben daar meer offers voor over. Een aantal van hen gaf ook aan dat ze daarom niet zoveel kunnen met reportages over kampioenen. Ze lezen liever artikelen over liefhebbers waarin ze zichzelf herkennen. Hopelijk zullen ze in de hoofdpersoon van deze column iets van zichzelf herkennen en deze column wel met plezier lezen.

De 71 jarige Jan Bos uit Boelenslaan zit inmiddels 60 jaar in de duivensport en is in Friesland en ver daarbuiten een bekende naam. Hij is als jonge jongen in de duivensport gerold omdat drie ooms met duiven vlogen in Houtigehage en Boelenslaan. Destijds was er in Houtigehage nog een grote club met 46 vliegende leden afkomstig uit beide genoemde dorpen die aan elkaar grenzen. Tegenwoordig wonen er nog maar 4 duivenliefhebbers en de club is al jaren geleden opgeheven. Jan is lid in Drachten en speelt in rayon D waar hij vanaf het begin tot de betere spelers behoort. Voordat afdeling Friesland 96 werd opgericht was hij ook al jaren bij de kampioenen van afdeling K te vinden, met name op de vitesse en midfond. Een mooie herinnering bewaart Jan onder andere aan het winnen van de zogeheten Repumavlucht met jonge duiven. Op deze vluchten waren destijds grote prijzen te winnen zoals ondermeer een auto. Zijn zoon speelde destijds als jeugdlid en had op het hok van Jan zijn eigen duiven. Deze duif van zijn zoon was helaas niet voor de auto gezet waardoor deze aan zijn neus voorbij ging. Maar het winnen van een dergelijke aansprekende vlucht is op zich natuurlijk ook al een hele belevenis.

Jan heeft 18 meter hok verdeeld over 6 afdelingen. Hij speelt de laatste jaren met een vliegploeg van alleen 24 doffers op weduwschap op de vitesse, midfond, jonge duiven en natour. In het verleden werd ook totaal weduwschap gespeeld en ook op de dagfond meegedaan. Ook werd in het verleden voor het generaal kampioenschap gespeeld. Maar Jan doet het nu wat rustiger aan, wat niet wil zeggen dat hij ze alleen nog maar voor de liefhebberij heeft, want hij is nog steeds fanatiek en wil als hij meedoet ook winnen. Maar hij wil ook niet meer dag en nacht met de duiven bezig zijn. Jan; “Meer duiven en meer disciplines spelen brengt ook meer werk met zich mee. Ik vind het wel goed zo. 24 duiven inkorven vind ik meer dan genoeg. De duivinnen worden alleen op de natour gespeeld.”

Jan heeft de afgelopen jaren een eigen stammetje opgebouwd met aan de basis duiven van Pieter Veenstra, Joop Koch uit Eindhoven en Dirk van Dijck (B). De meeste duiven gaan in hun afstamming terug naar een doffer van Bareld Nijboer (de 77 die een 1e, 6e en 10e NPO heeft gevlogen) en een duivin van Pieter Veenstra (dochter van de Golden Wing). Daarnaast zijn er nazaten van de Kanibaal en de Rambo van Dirk van Dijck die een inbreng in de stam hebben. Er wordt door Jan wel wat werk van de kweek gemaakt, hetgeen inhoudt dat stambomen goed worden bestudeerd en er ook veel aan familiekweek wordt gedaan. Jan bezit 10 koppels kwekers waarvan voor eigen gebruik 2 rondes worden gekweekt. Als er meer wordt gekweekt is dat voor de verkoop wanneer er vraag is naar jongen uit bepaalde koppels en een enkele keer nog wat zomerjongen voor eigen gebruik uit een bewezen koppel.

Duivensport is een tijdrovende sport. Om aan de absolute top mee te draaien moet je naar mijn mening tegenwoordig bijna dag en nacht met de duivensport bezig zijn. Ik vroeg Jan of hij deze mening deelt. Jan; “Zo denk ik er ook over, maar omdat je al zo lang meedraait en een dagje ouder wordt, wordt het fanatisme wel minder. Maar ik wil nog altijd graag mee doen voor de eerste plaats op de uitslag. Als dat niet meer lukt, dan stop ik ermee, want de tweede viool spelen is niets voor mij. Duiven aanhouden puur voor de hobby, dus alleen genieten van het rond de deur vliegen en het van de vlucht zien thuiskomen, past niet bij mij. Duiven opwachten zonder de spanning van de wedstrijd, nee toch?! Dan ga ik liever vissen.”

Met de bovenstaande uitspraak zullen sommige lezers waar ik reacties van ontving zoals beschreven in het begin van deze column, zich vast niet kunnen vinden. Voor hen zal het zien thuiskomen van de vlucht en de dagelijkse verzorging van de duiven wel voldoende kunnen zijn. Het ambitieniveau is nu eenmaal niet bij iedereen even hoog en dat is maar goed ook. Het is precies zoals Cor Walda in de vorige column ook al aangaf; “Een ieder moet doen waar hij of zij zich goed bij voelt.” Zo denkt Jan er ook over. En ook zijn ambitie heeft beslist zijn grenzen zoals hij hiervoor al aangeeft. Ik denk ook wel dat er een grote groep liefhebbers iets van zichzelf zal herkennen in de manier waarop Jan duiven houdt. Dat hij met zijn eenvoudige manier van duiven houden prestaties levert zoals een paar weken geleden het 1e grootmeesterschap met 21 van de 23 in de punten in het rayon beginnende met de 2e, 3e. 8e en 9e plaats, kan een stimulans zijn voor degenen die ook niet alle puntjes op de i willen en kunnen zetten.

En wat is dan die eenvoudige manier van duiven houden volgens Jan?

Het hok
“Mijn hok heb ik een kleine 40 jaar geleden zelf getimmerd en in al die jaren heb ik er eigenlijk weinig aan veranderd. Het hok was meteen goed. Het staat op het zuidoosten. Er liggen Hollandse dakpannen op en de verluchting heb ik destijds zelf uitgedacht. Eenmaal per jaar wordt het hele hok schoongemaakt en ontsmet. De wanden en de vloer worden met bleekwater schoongeboend en de vloer wordt met de brander droog gebrand. De zolder van het hok wordt dan met de stofzuiger uitgezogen. Ik heb geen verwarming of andere poespas in de hokken.”

De verzorging
“De duiven komen alleen ’s morgens los. Vroeger was dat twee keer per dag en ze presteerden niets beter dan met één maal per dag trainen. Voor wat betreft voeren ben ik in die 40 jaar een paar keer van merk gewisseld. De meeste merken voer zijn tegenwoordig goed. Ik zie en voel wat en hoeveel ze nodig hebben. Ze krijgen net zoveel voer als ze nodig hebben en toch blijft er nooit een korrel voer liggen. Je moet dat aanvoelen. Bij mij krijgen ze voldoende goed voer, grit en mineralen, maar verder niets. Systemen met een afgemeten hoeveelheid voer en elke dag iets in het water zijn aan mij niet besteed. Ik heb mijn eigen systeem dat ik al 40 jaar hanteer en waarvan ik niet afwijk. Ik doe alles op gevoel. Ook als er iets aan mankeert zie ik wel wat er aan hapert zoals bijvoorbeeld coli bij de jongen en dan gebruik ik wel medicatie. Maar verder gebruik ik alleen medicatie als de dierenarts dit adviseert omdat ze iets onder de leden hebben. Ik observeer de duiven dagelijks en ben er zeer alert op wanneer er een duif “dik zit”. Die gaat meteen apart of er uit en bij meerdere gevallen zal ik beslist een dierenarts inschakelen. Trainen doen duiven als ze gezond zijn zelf, dus bij mij geen gedwongen training en geen vlag. Wel jaag ik de jonge duiven wel eens op als het me te lang duurt voordat ze in de lucht staan en wegtrekken. Zowel de ouden als de jongen worden bij aanvang van het seizoen 2 x gelapt c.q. opgeleerd en verder wordt er nooit gereden met de duiven.”

Tot slot wil Jan nog aangeven dat wanneer de duiven het niet zo doen als dat je zou willen, je altijd eerst bij jezelf te rade moet gaan. Wat heb je gedaan of juist niet gedaan en wat heb je gemist bij de observatie van je duiven? Jan; “Je kunt aan je duiven zien of ze goed in orde zijn. Aan de manier van vliegen en het gedrag op het hok. De duiven moeten levendig zijn. Zijn ze niet in orde zal je op tijd moeten ingrijpen. Maar ook al heb je ze in topconditie ingekorfd zijn er nog altijd zaken waarop je zelf geen invloed hebt zoals de invloed van de wind en de ligging van jouw hok ten opzichte van de trek van de duiven.”

1 Juni 2023

Hidde Smidt / De laatste duivenmelker van Schiermonnikoog

Tijdens een korte vakantie op Schiermonnikoog zag ik een paar postduiven op een schuur zitten. Mijn nieuwsgierigheid was meteen gewekt, want volgens mijn informatie woonden er geen duivenliefhebbers meer op het eiland. Nog even verder speurend zag ik een duivenhok wat duidelijk in verval was en de postduiven die ik er zag zitten bleken ook al flink op leeftijd. De eigenaar van het hok en de duiven bleek de 87-jarige Hidde Smidt te zijn en deze bleek wel bereid te zijn mee te werken aan een column. Toevallig had hij kort daarvoor mijn foto in het Spoor der Kampioenen zien staan en wist hij zelfs wie ik was. Hoewel hij al 5 jaar niet meer meevliegt is hij nog steeds een trouwe lezer van dit blad en volgt de duivensport nog op de voet.

Hidde heeft zijn leven lang duiven gehad. Als kind in Wierum waren dat nakomelingen van verdwaalde postduiven die op de boerderij van zijn grootvader huisden. Later toen hij naar Schiermonnikoog verhuisde waar hij in 1957 als buschauffeur ging werken, waren er ook weer duiven, ook toen nog steeds een allegaartje. Maar nadat hij eind jaren 60 in gesprek raakte met een duivenmelker uit Hoogeveen, die te gast was in het hotel waar Hidde destijds werkte, sloeg het postduivenvirus toe. De desbetreffende liefhebber zat een duivenkrantje te lezen en dat wekte de interesse van Hidde. Nadat deze liefhebber de duiven van Hidde had gezien beloofde hij hem “echte” postduiven. En zo kwam Hidde eind jaren zestig in het bezit van 4 postduiven van het soort Huyskens van Riel.

Op Schiermonnikoog waren destijds nog enkele duivenliefhebbers, maar er was geen vereniging. Hidde vond dat er een duivenvereniging moest worden opgericht en toen er nog enkele andere enthousiastelingen gevonden werden om zitting in het bestuur te nemen, werd op 28 november 1970 PV de Waddenvliegers opgericht. Deze vereniging werd helaas een jaar of 5 geleden eveneens door Hidde opgeheven toen er nog maar enkele leden over waren. Dus Hidde stond aan het begin en aan het einde van de duivensport op Schiermonnikoog. Inmiddels is hij nog de enige met postduiven op het eiland. Veel zijn het er niet meer, nog 11 in totaal. Dit zijn de duiven die Hidde veel sportgenoegens hebben bezorgd en zij mogen hun laatste adem op zijn hok uitblazen. Hun leeftijd varieert van 12 tot 19 jaar.

Hidde bewaart mooie herinneringen aan de duivensport en heeft door de jaren heen ook leuke successen behaald. Geen grote aansprekende overwinningen, maar wel mooie uitslagen op voornamelijk de dagfond. Hidde herinnert zich de vroege aankomsten van nationaal Helmstedt en Tours (rond de 800 km) nog goed. Ook werd in de cc diverse malen het duifkampoenschap dagfond gewonnen. Een van deze duifkampioenen verblijft als inmiddels 19 jarige krasse knar nog steeds op het hok. Hidde had duiven van vele liefhebbers door het hele land. De successen van de laatste jaren werden voornamelijk behaald met nazaten uit duiven van P. Venema uit Workum, Ton de Vries uit Nieuwleusen, Jan Hopman uit Noordbergum en Eltjo Glazenburg uit Winschoten.

Dat de vereniging moest worden opgeheven en dat daarmee de duivensport van het eiland is verdwenen vindt Hidde op zich wel erg jammer, maar voor hemzelf was het ook wel mooi geweest. Het werd gezien zijn leeftijd geleidelijk aan ook te zwaar voor Hidde. Het slepen met de manden en de druk om te zorgen dat de duiven op tijd op de veerboot stonden, was in zijn jonge jaren soms ook best een hele belasting, maar als je gezond van lijf en leden bent kan er vaak veel, dat op latere leeftijd niet meer gaat. Dus voor Hidde was het wel goed zo na bijna 50 jaar duivensport. Duivensport op een eiland heeft zo zijn eigen dynamiek en daar kan Hidde uren over vertellen. Bijvoorbeeld de eerste keer in 1971 dat de duiven van de kersverse vereniging met de veerboot mee moesten en toen de leden met de duivenmanden bij de haven aankwamen, de veerboot net zagen wegvaren. De mannen zagen hun eerste vlucht al in rook opgaan, want de duiven moesten immers op tijd op de vaste wal bij de toenmalige vereniging in Anjum worden aangeleverd. Echter de schipper van een vrachtschip met levensmiddelen die net had aangemeerd, zag het gebeuren en was bereid om de tocht van drie kwartier naar de vaste wal opnieuw te maken als de duivenliefhebbers hem later op de avond dan zouden helpen om zijn boot te lossen en de goederen bij de supermarkt en andere winkels af te leveren. Dat beloofden ze graag en zo konden de duiven van Schiermonnikoog toch nog mee op de vlucht.

Duivensport op Schiermonnikoog was ook een stuk duurder dan elders in Nederland. Duiven opleren werd om die reden dan ook niet gedaan, want alleen al de overtocht met de auto kost 50 euro. Met je duiven naar een dierenarts was ook een hele onderneming, want op het eiland was geen dierenarts. Van even een zakje voer halen was ook geen sprake, want alles moet op de vast wal worden gehaald waarvoor altijd een overtocht met de veerboot moet worden gemaakt. Sowieso moeten om duivensport op het eiland te kunnen uitoefenen, veel meer kosten worden gemaakt dan op het vaste land. Elektronisch constateren is ook aan de duivenmelkers van Schiermonnikoog voorbij gegaan. Tot het laatst toe is met gummiringen geconstateerd.

Niet alleen voor de liefhebbers was het niet gemakkelijk. Ook voor de duiven zelf wogen de laatste loodjes vaak zwaar. Vanaf de wal moeten de duiven nog een kleine 20 kilometer over zee en dat zijn vaak lastige kilometers gezien de meestal hardere wind en niet zelden ook mist, zeker aan het eind van de dag of in de ochtend. Als ze dan verongelukken zal je er over het algemeen niets meer van horen, maar toch is het Hidde twee keer gebeurd dat hij bericht kreeg over een duif van hem die in het zicht van de thuishaven verongelukt was. Eenmaal werd een dode duif gevonden in Lauwersoog en eenmaal op het strand van Schiermonnikoog zelf. Beide duiven hadden er al een kleine 800 kilometer opzitten, maar de laatste kilometers waren er net een paar teveel.

Tot zover het verhaal van de eerste en tevens ook de laatste postduivenliefhebber van Schiermonnikoog.

1 Mei 2023

Stoffel en Tjeerd Brandsma – Lelystad/Erica / Vliegen in combinatie.5

Stoffel (69) en Tjeerd (73) Brandsma hebben gezamenlijk duiven, maar vliegen niet als combinatie. Stoffel die in Lelystad woont, heeft zijn hele leven van kinds af aan al duiven. Via sierduiven en aanvliegers werd hij door het duivenmelkersvirus gegrepen. Toen hij in dienst ging, nam een jongere broer de verzorging van de duiven over en toen deze het huis verliet, werd hun vader de duivenliefhebber. In 1993 overleed hun vader en besloten Tjeerd en Stoffel samen verder te gaan en verdeelden ze de taken, waarbij besloten werd, dat Tjeerd in Erica zou gaan vliegen en Stoffel de kwekers zou huisvesten. En zo is het vanaf die tijd ook gegaan. Stoffel heeft 15 kweekdoffers en 20 duivinnen en zorgt voor bevoorrading van het vlieghok van Tjeerd. Tjeerd speelt met 25 Koppels meerjarige op de overnacht. Daarnaast heeft hij nog 20 jaarlingen, die alleen worden ingespeeld en een 30 tal aug-okt jongen, die de hele winter loskomen en worden afgericht.

Tjeerd en Stoffel behoren tot de groep liefhebbers voor wie de duivensport vooral een hobby is. Natuurlijk doen ze hun best om mooie resultaten te behalen en die waren er de afgelopen jaren ook zeer zeker wel. Zo werden er onder andere teletekstvermeldingen behaald op St Vincent, Bergerac (2 x), Orange en Cahors (2 x). Met name de vermelding op Teletekst van St Vincent staat nog in hun geheugen gegrift en maakte vooral indruk omdat Tjeerd in eerste instantie helemaal niet doorhad dat het zo’n vroege duif nationaal (Sector 4) was. De verrassing was daardoor des te groter. Grote ambities hebben de broers niet, maar ze stellen zich voor de komende periode wel ten doel om nog wat regelmatiger kopduiven te draaien op de marathons.

In de duiven van de broers Brandsma zit nog een flink percentage bloed van de Bollebakker doffer die Stoffel zo’n 20 jaar geleden van Dirk Huizenga heeft gekregen. Ook zitten er nazaten van een doffer Frans van Peperstraten en een dochter van de Wroclawduivin van Henk Doek, waarmee ieder jaar wordt geruild om zo te proberen deze lijnen vast te houden. Verder zitten er op het kweekhok duiven van Hain de Jonge, André de Vries, Derk Huls, Frits Smit en Michel Schuurmans. Duiven kopen doen de broers vrijwel nooit. Hooguit een enkele keer een bonnetje. Geruild en samen gekweekt wordt er regelmatig. Zo wordt er o.a. samen gekweekt met Nico van Veen, waarover beiden zeer tevreden zijn en er worden al jaren duiven geruild met Frederic de Scheemaeker uit Ezemaal en Ray Bos en ook is er via de ruilduivencompetitie van het Forum Het Praathuis regelmatig iets nieuws op het hok terecht gekomen.

Zoals hiervoor al geschreven, leggen de broers Brandsma zich al jaren toe op de overnacht, nadat ze bij hun start enige tijd ook op de programmavluchten meededen. Het overnachtspel bleek echter het beste in te passen bij de werkzaamheden van Tjeerd, toen deze nog aan het arbeidsproces deelnam, dus vandaar deze specialisatie. Spelen voor een kampioenschap is niet specifiek hun doel. Ze genieten van elke vlucht. Tjeerd; “De competitie aangaan met de liefhebbers van het inkorflokaal, stimuleert natuurlijk wel. Vooraan eindigen in een kampioenschap ook. Maar van een mooi dag resultaat kunnen we ook intens genieten. De eerste in de klok is altijd leuk, vooral als het een vroege is. Elke aankomst van een marathonvlucht beleven we samen. Dan zitten we er al op tijd. Wachten op die eerste!!! Het oplopende spanningsveld en… de ontlading, als de eerste valt. Dat maakt voor ons de duivensport bijzonder.”

De duivensport trekt steeds minder liefhebbers. Mede ook, omdat het best een intensieve sport kan zijn qua tijdsinvestering. Het in combinatie vliegen kan dan één van de oplossingen zijn. Ik vroeg de broers hoe zij hier tegenaan kijken. “Dat denken wij ook. Vooral voor jonge gezinnen kan het in combinatie vliegen beslist voordelen opleveren. Sowieso vinden wij dat je voor een sport als deze, eigenlijk niet zonder iemand kan, die je duiven kan verzorgen en bij kan springen, mochten er zich calamiteiten voordoen. Voor Tjeerd is dat een kameraad / liefhebber, die in de buurt woont. Voor Stoffel is dat zijn oudste zoon. Wij zouden zelf nooit afzonderlijk in dit wereldje zijn gestapt. En gelukkig hadden wij beiden ook de mogelijkheid om het samen te doen. Tjeerd heeft ruimte voor de vlieghokken en Stoffel voor de vastzitters. Tot op heden hebben we nooit spijt van onze beslissing gehad om gezamenlijk de duivensport te gaan beoefenen. Het heeft ons bovendien ook vele goede contacten opgeleverd.”

De broers hebben dus een heel duidelijke taakafbakening, waarbij de één kweekt en de ander vliegt, maar wel overleggen ze over beide onderdelen regelmatig met elkaar. “Voor de kweek maakt Stoffel een opzetje en samen overleggen we de definitieve koppelingen. Tjeerd maakt een planning m.b.t. welke duiven, waar naar toe gaan. We overleggen regelmatig en zijn het lang niet altijd met elkaar eens. Maar daarnaast hebben we ook een paar vaste contacten, waarmee we regelmatig overleggen en hun adviezen nemen we zeer serieus. Tunnelvisie willen we zo veel mogelijk vermijden.”

Wanneer je de reportages in het Spoor over kampioenen en grootmeesters goed doorleest valt het op dat de overgrote meerderheid van de werkende liefhebbers, niet zijnde een combinatie, het zelden helemaal zonder hulp doet. De één heeft de kwekers elders, een ander heeft een echtgenote, vader of ander familielid die (een deel van) de duiven laat trainen en/of op een andere manier bijspringt. Bij weer een ander steekt een buurman of een oud-liefhebber dagelijks een helpend handje toe. De liefhebbers die het helemaal alleen doen zijn op een enkele uitzondering na de hele dag bij huis. Daarnaast valt mij op dat er de laatste tijd van de goed presterende liefhebbers die het toch klaarstoomden om alles naast hun werk en gezin erbij te doen, verschillenden zijn gestopt. Wil je presteren in de duivensport (wat overigens ook voor andere sporten geldt) zal je er veel voor moeten doen en laten. Dat is niet voor iedereen in te passen in hun leefsituatie. De duivensport is een intensieve en tijdrovende sport. Hoe kijken de broers hier tegen aan? “Dat klopt. Maar zoals gezegd zouden wij de duivensport ook niet in ons eentje willen beoefenen en hebben we beiden daarnaast ook nog achtervang. En inmiddels zijn we nu beiden gepensioneerd en besteden we tijdens het kweek en vliegseizoen dagelijks veel tijd aan de duiven. Dat betekent ook, dat we vakanties en uitstapjes zoveel mogelijk buiten het vliegseizoen proberen te plannen.”

Tot zover de gebroeders Brandsma over hun keuze om de duivensport gezamenlijk te beoefenen. Wellicht zullen er van de liefhebbers, die gestopt zijn met de duivensport, omdat ze het niet konden combineren met werk en gezin, een aantal weer opnieuw beginnen, wanneer ze een geschikte partner vinden om samen mee te doen. Want zoals de gebroeders Brandsma ook zeggen; “Als je er eenmaal mee besmet bent, laat het duivensportvirus je nooit meer helemaal los.”

1 April 2023

Gerrit Knol - Zwolle / Schrijvers over de duivensport.10 (slot)

Wanneer ik een serie columns afsluit, blik ik altijd terug op de voorgaande columns en verwerk ik in de laatste column uitspraken die kenmerkend waren voor de liefhebbers die in de desbetreffende columns centraal stonden. Ik doe dat in de vorm van vragen die ik de hoofdpersoon van de afsluitende column voorleg. Voor de afsluitende column in de serie “Schrijvers over de duivensport” had ik een boeiend gesprek met Gerrit Knol uit Zwolle, de hoofdredacteur van “Het Spoor der Kampioenen”.

Gerrit is 64 jaar en heeft vanaf zijn 6e jaar duiven met een kleine onderbreking van 3 jaar, toen hij vanwege zijn gezin en een drukke baan eventjes geen tijd kon vinden om de duivensport te beoefenen. Hij is door zijn vader in de duivensport gerold. Thuis zijn altijd duiven geweest. Zijn vader was het ook die er bij Gerrit op aandrong om te solliciteren bij “Het Spoor” toen daar een vacature vrijkwam voor hoofdredacteur. Gerrit zat op dat moment (2013) zonder werk na een lange loopbaan in de verzekeringswereld. Hij had zich voordat hij deze baan kreeg nooit eerder bezig gehouden met schrijven voor een duivensportblad. Zelfs het lezen schoot er vaak bij in vanwege zijn drukke baan.

Gerrit heeft zich sinds de eind jaren 90 toegelegd op de overnacht. Die vluchten vond hij altijd al het mooiste, ook toen hij nog het programma speelde. Dat past ook een beetje bij zijn persoonlijkheid. Gerrit houdt van uitdagingen die ingewikkeld of zwaar zijn, zowel in werk als in hobby. Hij schaatste bijvoorbeeld ook twee keer de Elfstedentocht. Toen de specialisatie zijn intrede deed in de duivenwereld, koos hij voor de marathons. Dat zijn mooiste duivensportherinnering die van een fondduif op een marathonvlucht is, is dan ook niet verwonderlijk. Het betreft zijn herinneringen aan de Berber, een duif die vele mooie prijzen op de grote fond heeft gespeeld en jaren achtereen steeds als eerste in Zwolle terug was op de 1000 km + vluchten. En één prestatie springt daar voor Gerrit uit. Het was een vlucht vanuit Tarbes wat voor Zwolle een afstand van rond de 1130 kilometer is. Vanwege de weersomstandigheden (harde zuidwesten wind) werd besloten van de middaglossing een ochtendlossing te maken. Gezien de afstand en de snelheden die op kortere afstanden waren behaald, had Gerrit niet verwacht dat hij er eentje zou doorkrijgen. Maar plotsklaps om 22.30 uur in de schemering zat zijn Berber op de klep. Een 1e wederom in Zwolle en Nationaal ook mooi op tijd, en een kippenvelmoment voor Gerrit. Naast de marathons heeft Gerrit zich de laatste paar jaar ook op de OLR’s toegelegd. Hier zijn ook al een paar mooie successen op behaald.

Gerrit geniet na 10 jaar hoofdredacteur te zijn van “Het Spoor der Kampioenen” binnen de duivenwereld redelijk wat bekendheid. Bekendheid brengt altijd voor en nadelen met zich mee. Er wordt over je gesproken en dat kan zowel positief als negatief zijn. Zo hoor ik nog wel eens duivenliefhebbers zeggen dat Gerrit in hun ogen wat te moralistisch is. Ik vroeg Gerrit wat hij van deze kritiek vindt. Gerrit; “Ik doe dat bewust. De duivensport kan mijn inziens wel wat moralistische feedback gebruiken. Als ik in mijn column liefhebbers bijvoorbeeld aanspreek op het terughalen van een verloren duif, zeker bij niet duivenhouders, dan zullen zij die dat normaal vinden mij geen moraalridder vinden. Zij die dat wel vinden voelen zich dan als het ware aangesproken op hun eigen gedrag. In Het Spoor komen bijvoorbeeld ook geen scheldwoorden, dieronvriendelijke en vrouwonvriendelijke uitspraken voor. Ook wil ik niet dat er op de man wordt gespeeld. Ik heb daar de afgelopen jaren best wel een paar keer een stevige discussie over gehad met sommige schrijvers. Ik geef de reporters veel vrijheid en krijg die zelf ook van de eigenaar van het blad, maar er zijn fatsoensgrenzen die ik zelf bepaal. Dus er wordt wel eens gecensureerd en er zullen best lezers zijn die het daar niet mee eens zijn. Maar ik denk dat ik daar het blad en de duivensport een dienst mee bewijs. Er is al negativiteit genoeg als ik zo nu en dan hoor wat er bijvoorbeeld op Facebook wordt geschreven. Zelf heb ik ook een account, maar ik lees er nooit op.”

In mijn optiek lijken veel reportages op elkaar en missen ze vaak diepgang. Met John Laan (column 5) had ik hier een heel interessant gesprek over destijds. John gaf aan dat hij er zelf altijd naar streefde om bij een hokbezoek bij een topliefhebber die al jaren hard speelt, boven water te krijgen waar die liefhebber zijn succes aan te danken had. En dat dit best moeilijk is om te doorgronden. Een reporter moet daar vaak veel moeite voor doen. En dat is ook niet iedereen gegeven. Ik vroeg Gerrit hoe hij hier tegenaan kijkt. Gerrit; “Ik snap de kritiek dat teveel reportages te oppervlakkig gevonden worden. Ik zie dat ook wel en probeer er wat aan te doen. Zo heb ik een paar keer een bijeenkomst met alle schrijvers van “Het Spoor” georganiseerd onder leiding van Rob van Vuure de Bladendokter, die zijn sporen heeft verdiend bij een tiental bekende Nederlandse publieksbladen die hij inhoudelijk aantrekkelijker heeft gemaakt, waardoor de oplages stegen. In deze bijeenkomsten wordt feedback gegeven en tips en trucs uitgewisseld.”

Ook Coen Brugman (column 6) gaf aan dat het niet meevalt om een kampioen het achterste puntje van zijn tong te laten zien. Zijn beste reportages schreef hij wanneer er een klik was met de desbetreffende liefhebber, gaf Coen aan. Daarnaast vond Coen dat het werken met standaardvragen hem soms belemmerde om een goede reportage te maken. Ik vroeg Gerrit of hij dat herkende. Gerrit; “Volgens mij hoeft er niet beslist een klik te zijn met de liefhebber om een goede reportage te schrijven. Standaardvragen kunnen een mooi startpunt voor het vraaggesprek zijn. De kunst is echter om de juiste vragen te stellen en door te vragen, dus inderdaad niet een lijstje met standaardvragen af te werken, zonder op de antwoorden in te gaan.”

Net als beide hiervoor genoemde schrijvers geeft ook Kapelaan Bert Breuer, de bekende columnist van het NP Orgaan en duivenboekenschrijver (column 4) aan dat het van belang is dat de grote kampioenen hun werkwijze zo goed mogelijk uit de doeken doen. Hij vindt het de taak van de schrijver om dit als uitgangspunt voor zijn reportages of columns te nemen. Er moet iets van te leren zijn. Goede schrijvers zijn een must om de duivensport te behouden vindt hij. Hoe kijkt Gerrit hier tegenaan? Gerrit; “Echt goede schrijvers binnen de duivensport zijn sowieso schaars, maar of dat erg is? Ik heb namelijk sterk de indruk op basis van wat ik van de lezers terugkrijg, dat veel liefhebbers niet altijd meer zo zitten te wachten op leerzame artikelen. De meesten willen gewoon graag wekelijks iets over hun hobby lezen. Staan er dan tips of adviezen in is dat mooi meegenomen. Bovendien is het ook een kwestie van de rode draad uit alle verhalen/reportages te halen. Indien 8/10 winnaars op het korte werk opvoeren van licht naar zwaar, dan zal dat wel een goede basis zijn om ook uit te proberen!”

In de eerste column over schrijvers over de duivensport liet ik Rob van Hove aan het woord. Rob schreef in die periode regelmatig over de negatieve aspecten in de duivensport, maar na verloop van tijd stopte hij daar mee. Hij gaf aan dat wanneer je een beerput opentrekt je zelf in de stank komt te zitten. Ik vroeg Gerrit hoe hij aankijkt tegen schrijvers die zich vooral op de negatieve aspecten binnen de duivensport richten. Gerrit; “ Naar mijn mening heeft de duivensport vooral nu schrijvers nodig die mee helpen bouwen aan een toekomstbestendige duivensport. Voor schrijvers die alleen afbreken is binnen “Het Spoor” in ieder geval geen plaats. Wat er op internet allemaal geschreven wordt over de duivensport, gaat overigens grotendeels aan mij voorbij. Ik lees geen blogs. Overigens is dat niet alleen zo in de duivensport. Social media wordt veel gebruikt om onvrede en bedreigingen op de maatschappij los te maken. Daar niet aan mee te doen is een bewuste keuze.”

Wijlen Hans van Rossum (column 2) schreef een aantal jaren geleden kritische columns op duivenvlucht.nl over duivenhandel, eerlijk(er) spel, respect opbrengen voor andermans prestaties, de rol van geld in de duivensport, berekening van kampioenschappen, verliezen met jonge duiven, enz. De rode draad in Hans zijn columns was dat hij de duivenliefhebbers een spiegel voorhield. Ik mis zo’n type schrijver eigenlijk. Ik vroeg Gerrit of er ruimte is voor een dergelijke schrijver in het Spoor. Gerrit; “Zeker is er in het Spoor ruimte voor een kritische journalist, maar dan heb je het feitelijk over onderzoeksjournalistiek. Iemand die feiten achterhaalt. Er zijn uiteraard onderwerpen genoeg die onderzocht zouden kunnen worden. Dat kost echter zeer veel tijd en inspanning en daar voorziet onze opzet van het blad niet in. Uiteraard staan wij open voor zaken die wel uitgezocht zijn en van voldoende kwaliteit zijn gewaarborgd. De WOWD doet dergelijke onderzoeken en deze nemen we dan ook op in ons blad. Een onderzoeksjournalist die fulltime met een onderwerp aan de slag gaat kunnen we als duivensportblad echter niet betalen. Of de prijs van het blad moet flink omhoog en ik denk niet dat het gros daar op zit te wachtten.”

John Logeman (column 7) en Henk van Caam (column 8) gaven beiden aan dat de duivensport in hun ogen zeker wel toekomst heeft. Naast behouden van de liefhebbers die er nog zijn, zal er door het NPO bestuur meer aandacht moeten zijn voor het imago van de duivensport. Ook zal de duivensport een nieuwe doelgroep moeten aanspreken. Ook van Gerrit heb ik in het Spoor regelmatig een dergelijk geluid gehoord. Gerrit; “De gemiddelde liefhebber streeft niet naar een kampioenschap. Die is al lang blij met regelmatig een uitschieter en geniet van de omgang met zijn duiven. Dit zijn de amateurs/hobbyisten. Daarnaast heb je een veel kleinere groep voor wie het echt sport is en daar wel offers voor wil brengen met in hun midden de echte profs. De duivensport heeft beide categorieën nodig. Ik denk echter dat er nog een categorie potentiële duivenliefhebbers is, namelijk de mensen die enorm geïnteresseerd zijn hoe een duif zijn weg naar huis vindt en de duiven onderweg graag zouden volgen. Wanneer er meer gebruik gemaakt zou worden van de moderne communicatietechnieken in de duivensport, zullen we een veel breder publiek aantrekken. Via de website van de NPO kunnen inloggen op een livescherm waarop iedereen de duiven onderweg kan volgen bijvoorbeeld. Als eerst de interesse op deze manier is gewekt, is een volgende stap om bij een liefhebber in de buurt de duiven op te wachten. En dan kan het maar zo zijn dat men zo enthousiast wordt dat men zelf een hok neerzet.”

Wijlen Theo Gruyters (column 3) gaf destijds aan dat hij teveel reporters zag die vanuit een commercieel oogpunt schrijven. In plaats van de lezer informatie te verstrekken waar deze verder mee komt, plaatsen ze pagina’s vol met uitslagen en prestaties van duiven. Kort daarop volgt dan vaak een verkoping van de desbetreffende liefhebber, zo gaf hij aan. Gerrit geeft aan dat hij dit vaker hoort; “In het Spoor worden echter geen reportages geschreven omdat er een verkoping aanhangt. Als dat in een specifiek geval wel zo is dan wordt de reportage een advertorial, d.w.z. een advertentie die wordt gepresenteerd als een redactioneel artikel en wordt dat erbij benoemd. Dit is een duidelijke afspraak die met de eigenaar van het blad gemaakt is.”

In de 9e column stond Rense Sinkgraven centraal, de schrijver van het boek “Dorus de Doffer”. Rense is naar aanleiding van dit boek te gast geweest in diverse radio en televisieprogramma’s en ook schreven een aantal dagbladen waaronder de Volkskrant een uitgebreid artikel over Rense en de duivensport. Hij heeft zich hiermee opgeworpen als een ambassadeur van de duivensport. Gerrit geeft aan dat hij blij is met alle positieve aandacht voor de duivensport, maar zoals de duivensportbond nu functioneert is Rense volgens hem een ambassadeur zonder land. Gerrit; “Ik mis een duidelijk standpunt over hoe de duivensport gepromoot kan worden. De bond heeft geen visie op dit punt. Wanneer er een visie wordt ontwikkeld over hoe de duivensport er in de toekomst uit kan komen te zien en dat deze een duidelijke plaats binnen de huidige maatschappij krijgt, dan kan je verder gaan werken hoe je dit kunt bereiken. Denk aan allerlei zaken die het voortbestaan van de duivensport bedreigen op het gebied van regelgeving (verbieden van duivenhokken in sommige woonwijken, dierenbelangenorganisaties die de hele duivensport willen verbieden) roofvogels, vogelgriep, enz. Inmiddels is de bond daar wel mee gestart. Aan diverse groepen is gevraagd op papier te zetten hoe in hun ogen de duivensport er in 2030 uit zal zien. Met elkaar kan je dan een gezamenlijk gewenst beeld opbouwen en daar dan naar toe werken.”

Tot slot wil Gerrit nog even benoemen dat er onder dit bestuur van de NPO ook beslist mooie stappen worden gezet. Een van die mooie stappen waar ik zelf ook een rol in heb gehad is dat er nu één nationaal kampioenschap is (de samenvoeging van NPO-WHZB-TBOTB). Gerrit; “Het heeft wat voeten in de aarde gehad om dit te realiseren en dat ik hierbij ook een rol had stemt me naast blij ook wel trots.”

1 Maart 2023

Herman Kroon – Woudenberg / Kweekcentra.7

In mijn columns zoek ik altijd naar de overeenkomsten en de verschillen tussen de liefhebbers die in mijn columns centraal staan en daarbij wil ik zo min mogelijk in herhalingen vervallen. Vandaar dat ik over elk onderwerp maar 10 columns schrijf, uitgesmeerd over meerdere jaren. De vorige keer dat ik iets over kweekcentra schreef is inmiddels al weer 8 jaar geleden, dus dat werd wel weer eens tijd vond ik. Ik bracht daarom recent een bezoek aan Herman Kroon in Woudenberg om met hem een boompje op te zetten over zijn kweekcentrum “de Kroonduif”.

Herman is 58 jaar en is in zijn jeugd met de duivensport in aanraking gekomen door een neef in Rijssen die duiven had. Na een jaar of zes als jeugdlid met de duiven te hebben gespeeld, waarbij een aantal mooie successen werden behaald, moest Herman in militaire dienst en werden de duiven weg gedaan. Een kleine 10 jaar later en inmiddels getrouwd mocht Herman (die bij huis geen duiven kon houden) op een stukje grond van een kennis een van sloopmateriaal gemaakt duivenhokje neerzetten. En zo rolde Herman weer de duivensport in, waarbij hij direct op de allereerste vlucht in de vereniging de 1e, 2e en 4e prijs pakte (7/12). Dit is natuurlijk een hele mooie herinnering, maar zijn mooiste herinnering uit die periode was een 1e plaats in de toenmalige CC de Werbo op een loodzware midfondvlucht met 33 graden en een pittige Noord Oosten wind. Herman had op dat landje geen telefoon en had zelf berekend dat hij zeer laat zat, toen op een gegeven momehttps://strato-editor.com/.cm4all/uproc.php/0/.big_58531725_0_694-493_1.jpg/picture-400?_=187909c9e60 nt een duif zich meldde en zich vermoeid van het dak van het duivenhok liet afrollen. De verrassing was dus groot toen Herman ging melden en hoorde dat hij de 1e in de club had. En toen een half uur later een duivenmaat kwam vertellen dat Herman de eerste in de cc had en hij ook in de afdeling zeer vroeg zat, was de euforie groot. Op een gegeven moment moesten de duiven echter weer het veld ruimen omdat Herman vanwege zijn werk en een verhuizing er geen tijd en ruimte meer voor had.

In 2008 is Herman op het huidige adres opnieuw gestart met duiven. Dat begon ook meteen weer goed. In 2009 werd met de jongen 3 keer een 1e prijs gespeeld. Na een rampvlucht werd gestopt, omdat juist de topduiven werden verspeeld. Vanaf dat moment besloot Herman zich te gaan richten op de dagfond en ging uitzoeken welke duiven op dat moment de dienst uitmaakten op die discipline. Hij kwam tot de conclusie dat voor zijn plannen om een sterk kweekhok op te zetten voor de dagfond hij duiven van Janssen en van Loon origine zou moeten aanschaffen en liefst nazaten van de Kleine Dirk van Gerard van Koopman en de Wittenbuik van Gaby Vandenabeele. En zo kwam Herman in eerste instantie bij Jan Duijn in Enschede terecht. Deze had destijds veel geïnvesteerd bij Gerard Koopman, Dirk & Louis van Dyck, Jos & Jules Engels en Louis van Loon. En hij presteerde daar zeer goed mee. Later kwamen daar nog vele duiven uit dezelfde lijnen bij via Anton Ruitenberg, alsmede duiven van Leo Heremans en enkele Arie Dijkstra duiven. Om zelf succesvol aan de vluchten deel te nemen komt Herman helaas tijd te kort. Voor het verzorgen van de duiven heeft hij gelukkig veel hulp van Corwin van den Heuvel. Een oud leerling die het geweldig vindt om bij de Kroonduif te assisteren en Herman inmiddels veel werk uit handen neemt in de verzorging. Een echte dierenvriend.  De nadruk ligt bij Herman voornamelijk bij het kweken en daar ligt zijn hart ook. Vandaar dat hij het kweekcentrum “Kroonduiven” heeft opgericht.

De belangrijkste reden dat Herman het kweekcentrum heeft opgericht is dat hij zeer geïnteresseerd is in genetica. Niet alleen bij duiven overigens. Het kweken van zeer goede duiven is voor Herman de sport. Het er zelf uit weten te halen in de vorm van superprestaties daar komt teveel voor kijken en dan komt het fenomeen tijdgebrek ook om de hoek kijken. Herman; “Duiven kweken die loeihard vliegen daar haal ik mijn voldoening uit. Ik kweek zo’n honderd jongen voor de verkoop. Het merendeel wordt geveild en wordt door mensen gekocht die succes hebben met eerder bij mij gekochte duiven. Via de veilingen zijn mijn duiven inmiddels in bijna alle landen waar met duiven wordt gespeeld terecht gekomen. Recent kreeg ik nog bericht uit Bangladesh waar iemand succesvol was met de nakweek van een van mij gekochte duif. Het maakt me eigenlijk niet zoveel uit of er veel of weinig kopers voor mijn duiven zijn. Ik maak dan ook geen reclame. Ik zet jaarlijks een aantal jongen uit bij goed spelende liefhebbers die daarmee als een satelliethok voor mij fungeren. Op deze manier zijn er al zeer goede resultaten met mijn duiven geboekt en dat is op zich genoeg reclame. Ik heb overigens ook geen tijd om veel mensen over de vloer te krijgen voor het kopen van duiven. Mijn baan in het onderwijs slokt het merendeel van mijn tijd op. Daarom kan ik ook niet de tijd in mijn vliegduiven stoppen die nodig is om goed te presteren.”

Het doel van zijn kweekcentrum is het kweken van zo veel mogelijk echt goede duiven. Dat deze hun prestaties voornamelijk bij anderen leveren is de consequentie van zijn druk arbeidzaam leven en hier neemt Herman vooralsnog genoegen mee. Herman; “Meer tijd voor de duiven (zowel voor het vliegen als voor het commerciële aspect) zou betekenen dat ik dan minder tijd aan het onderwijs (mijn baan) zou kunnen besteden. Op dit moment is dat nog niet mogelijk, maar op termijn (na mijn pensioen misschien) wil ik graag meer tijd en energie in de duiven steken. Tot die tijd heb ik de duiven voornamelijk voor mijn ontspanning. Om sportieve prestaties te kunnen leveren moet je niets aan het toeval overlaten en dat kost enorm veel tijd en energie dat koste gaat van andere belangrijke zaken in het leven. Dus het is nog maar de vraag of ik na mijn pensioen inderdaad veel tijd ga steken in het zelf presteren. Om op het hoogste niveau mee te doen, moet je vandaag de dag steeds meer de strijd aangaan met professionals. Dat is bijna niet te doen.” Overigens misgun ik deze mensen zeker niets, maar ik wil, als ik meedoe, dat ook voor de volle honderd procent doen en dat zit er helaas nu niet in. In het lesgeven ervaar ik veel zingeving om voor jonge mensen wat te mogen betekenen. De duivensport is daarom voor mij vooral ontspanning!

Herman heeft in de afgelopen jaren de nodige investeringen gedaan. Op zijn website http://www.dekroonduif.nl/ heeft hij één en ander uitgebreid beschreven. Ook heeft hij op zijn website een aantal artikelen geplaatst over genetica toegespitst op de postduivensport. Zeker lezenswaardig voor hen die zich nog nooit in deze materie verdiept hebben. Wat duidelijk is dat Herman niet over één nacht ijs gegaan is bij het opzetten van zijn kweekcentrum en goed weet wat er te koop is. Herman; “Na grondige bestudering van uitslagen en de stambomen van duiven met uitzonderlijke prestaties was het mij wel duidelijk welke duiven mijn kweekhok moesten gaan bevolken. Rechtstreekse kinderen van de Kleine Dirk waren een te grote aanslag op mijn beurs (zo die al te koop waren). Maar ik heb 20 kleinkinderen van “Kleine Dirk” kunnen bemachtigen waaronder 10 kinderen van de superkweker “Wondere Dirk” van Anton Ruitenberg. Als ik wat bijkoop moet het ook iets uit deze lijnen zijn. Goede eigenschappen moet je vasthouden en niet laten verwateren en dat is niet gemakkelijk. Te zware inteelt is ook niet de weg, daar heb ik ervaring mee. Dus ik koop wel degelijk regelmatig iets bij. Er wordt erg veel aangeboden en daar zitten uiteraard ook goede duiven onder, maar je moet je niet gek laten maken door alle reclame en goed weten wat je wilt. Dominante verervers proberen te kweken is mijn passie. Daarom kocht ik bijvoorbeeld van veel tophokken duiven uit de beste koppels die nog afstammen van de Jansenduiven. Deze zijn jarenlang door goede liefhebbers geselecteerd en veredeld. Zet je dit op elkaar, dan heb je de beste kansen. Ik noem het een verwijderde lijnteelt. De beste kweekdoffer van Cor Walda is daar een voorbeeld van. Die vloog goed, en gaf dit ook door. Een kleinkind vloog zelfs een 3e prijs in de finale op een loodzware OLR! Cor verkreeg deze doffer via “de Kroonduif”.

Referenties zijn er genoeg van liefhebbers die geslaagd zijn met de “Kroonduiven”. Op de website van Herman worden er een aantal genoemd. Een mooie ervaring heeft Herman met de “Moby Dick”. Deze is als jonge duif gespeeld op het hok van Dik van de Berg uit Tuk en ontpopte zich daar als een topvlieger. Hij vloog een 7e op Quiévrain tegen 13.331 duiven en een 12e op Niergies tegen 11.595 duiven. Volgens afspraak werden de duiven na het vliegseizoen geveild en het lukte Herman om hem weer terug te kopen. Herman; “Daar heb ik toen veel geld voor betaald, maar hij is het waard! Met zijn nakweek is tot nog toe amper gespeeld, omdat zijn rechtstreekse kinderen worden gebruikt voor de verdere stamopbouw. Een kleinkind uit hem uit halfbroer x dochter vloog al wel een 2e Provinciaal tegen 11.121 duiven. Ook met broers van Moby Dick en kinderen daaruit zijn al een hele serie vroege prijzen gewonnen, onder andere bij Cor Walda en Cees van Lammeren. Veel mensen slagen met deze duiven, omdat de erfkracht zo sterk is, dat ze hun kwaliteiten generaties lang kunnen doorgeven. Hoe meer superduiven in het voorgeslacht, des te groter de kans dat de kwaliteit lang in de familie behouden blijft.”https://strato-editor.com/.cm4all/uproc.php/0/.big_58531735_0_694-556.jpg/picture-400?_=187906d5cb8

Het bezoek aan Herman was weer totaal verschillend met de bezoeken aan de kweekcentra waarover ik eerder schreef. Het grootste verschil met de anderen is dat Herman echt een studie heeft gemaakt van alles wat met erfelijkheidsleer in relatie tot postduiven is geschreven. Op tafel in zijn werkkamer lag een stapel echt letterlijk stukgelezen boeken, naast een grote stapel stamkaarten. Dat Herman in het onderwijs zijn brood verdiend zal hierbij ook een rol spelen, vermoed ik.

1 februari 2023

In Dubio / Ben Snijder – Appingedam

De afgelopen periode heb ik vrij veel liefhebbers gesproken die in dubio stonden om wel of niet door te gaan met de duivensport. Velen van hen worstelen daar enorm mee en dat soms al een paar jaar. Hier zitten vaak heel schrijnende verhalen achter als bijvoorbeeld een liefhebber die gehandicapt is geraakt door een ernstig ongeval en zelf zijn duiven wel voer en water kan geven, maar niet veel meer dan dat. De man zoekt al een tijd naar een hulpje of een compagnon die iets met duiven heeft. Maar die is niet te vinden. Voor het schoonmaken van het hok heeft hij wel iemand gevonden, maar daar is hij niet voldoende mee geholpen omdat deze persoon geen affiniteit met postduiven heeft. En zo zijn er nog veel meer verhalen van mensen voor wie de duiven veel betekenen, maar die om diverse redenen de duivensport niet zo kunnen beoefenen dat ze succesvol mee kunnen draaien.

Voor de hoofdpersoon van deze column geldt eveneens dat hij al enige tijd worstelt met de keuze van stoppen of doorgaan. Het betreft de 53 jarige Ben Snijder uit Appingedam, bestuurslid van vereniging “De Blauwe Doffer” en samen met Wendela Wiersema sinds 2022 organisator van NIC 0101 Appingedam. Ben is sinds 2006 actief in de duivensport en heeft in de afgelopen 17 jaar diverse leuke successen behaald. Voor die tijd hield hij zich succesvol bezig met het kweken en showen van diverse vogelsoorten (Engelse grasparkieten, Dwergpapegaaien, Kanaries, Zebravinken en Japanse meeuwen). Na het behalen van de 2e prijs met een zwartbruine Japanse meeuw op de show van de speciaal club te Leerdam tegen meer dan 250 vogels in dezelfde groep had Ben zijn doel bereikt en heeft hij de vogels verkocht. Destijds was Ben eigenaar was van een dierenspeciaalzaak in Groningen-Zuid. Daar kwam hij in contact met de Groninger duivenliefhebber Roelf Koopman. Deze wist Ben voor de duivensport te enthousiasmeren wat er toe leidde dat het vogelhok van 12 meter met behulp van de timmerende vogellegende Dirk Does werd omgebouwd tot duivenhok. Van Roelf kwamen de eerste duiven en werd door Ben in 2007 in zijn toenmalige woonplaats Ten Post voor het eerst meegedaan met de jonge duiven.

Tussen 2007 en 2019 waren er regelmatig mooie successen te vieren. De navluchten van 2008 staan Ben bijvoorbeeld nog goed voor de geest waarbij hij van de 4 vluchten 3 x de 1e in de club wist te spelen, waarop destijds nog flink wat duiven meegingen. Ook na zijn overstap naar de marathon werden in 2012 mooie uitslagen neergezet. Bijvoorbeeld op Ruffec wat voor Ben een afstand van 935 km was, werd in het destijds sterke NIC Delfzijl de 3e, 4e, 6e, 10e en 12e  gespeeld en op Cahors (1086 km) werd dat succes nog overtroffen met de 1e, 3e, 4e, 5e, 6e, 8e enz. Een betere start op de fond kun je je niet wensen lijkt mij. Ook de afgelopen jaren waren er nog wel een paar mooie successen als de 5e NPO Afdeling 10 Noord op Vierzon in 2019 en de 7e NPO afdeling 10 Noord op Ruffec in 2022, maar het wordt voor Ben echter steeds moeilijker om de duivensport te combineren met zijn werk. Ben; “Als bedrijfsleider in één van de betere dierenspeciaalzaken van de provincie moet ik elke zaterdag werken. Op woensdag en donderdag ben ik vrij en de andere dagen ben ik van 8.20 uur tot 18.30 uur van huis. Drie á vier afdelingen duiven laten trainen lukt me nauwelijks en bezorgt mij veel stress. Daarnaast kan ik er moeilijk mee omgaan dat ik de duiven zaterdags van de vlucht niet zie thuiskomen. Ik heb het afgelopen jaar het Benzing Live systeem aangeschaft om op het werk toch mee te krijgen hoe laat en welke duiven arriveren van de vluchten, maar ook dit geeft mij te weinig voldoening.”

Ik ken meerdere liefhebbers die in dezelfde situatie zitten als Ben, toch hebben de meesten wel een oplossing gevonden. Sommigen zijn in combinatie gaan spelen of zich gaan toeleggen op enkele vluchten per jaar, veelal op de marathon. Maar ook op de verdere afstanden van de dagfond vallen de duiven zaterdags meestal na sluitingstijd van de winkels. Alles spelen lukt in zo’n situatie niet, of je moet iemand hebben die je helpt met de duiven loslaten, inkorven, klok afslaan enz. En op zo iemand kan Ben geen beroep doen. Ook het spelen in een combinatie is voor Ben geen optie. Ben; “Ik heb de ervaring opgedaan dat 2 kapiteins op 1 schip niet werkt.” Ik vroeg Ben waar zijn keuzes op gebaseerd zijn en of die wel realistisch zijn in zijn situatie. Ben; “Ik ben van nature een beetje een twijfelaar en wispelturig. Dat zie je ook terug in mijn duivensportcarrière. Toen ik met de duivensport startte koos ik voor het programmaspel. Dit ging best goed, maar naarmate mijn eigen bedrijf meer tijd ging kosten, stapte ik over naar de marathon. Ook weer met goede resultaten. In 2014 ben ik naar Appingedam verhuisd. Om een nieuw hok te kunnen laten bouwen bij de woning was ik toen genoodzaakt om mijn kweekduiven (marathon) te verkopen. Omdat ik nu dichtbij de vereniging woon koos ik bij mijn herstart op het nieuwe adres weer voor het programmaspel. Dat leverde me veel frustraties op omdat het me niet lukt om een heel seizoen scherp te zijn. Ik stond op het punt om de duivensport vaarwel te zeggen, maar duivenmaatjes Michel Puister en Wendela Wiersema haalden me over om door te gaan en me te gaan specialiseren op 2 à 3 vluchten per jaar. Nu ben ik dus weer bezig om een lijn goede vliegers op te zetten met als einddoel ZLU Perpignan, Narbonne en Barcelona.”

Om in het uiterste noordoosten van ons land je op dergelijke vluchten te willen gaan richten is mijn inziens vragen om teleurstellingen. De laatste loodjes wegen nu eenmaal het zwaarst en dat geldt zeker voor de ZLU vluchten. Ik durf rustig te stellen dat de duiven die in staat zijn om vluchten van tussen de 1200 en 1400 km met no wind, dus met meer dan 20 uur vliegen, niet dik gezaaid zijn. Een hok opbouwen met alleen dit type krachtpatsers zal een lange moeilijke weg worden vrees ik. Mijn reserves over zijn plannen legde ik dan ook aan Ben voor. Ben; “Ik heb daar natuurlijk zelf ook de nodige hoofdbrekens over. Maar ik ben iemand die uitdagingen niet snel uit de weg gaat en de wens om Barcelona te gaan spelen is erg groot. Dit ondanks de mega afstand van 1375 km. Uiteraard zal het gemakkelijker zijn om aan de marathonvluchten van het NPO programma mee te doen en daar mijn voldoening uit te halen. Maar mijn grootste kick in de duivensport krijg ik wanneer ik ’s avonds tussen 21.00 en 23.00 uur een duif op de klep zie vallen die ’s morgens vroeg is gelost. Of de volgende ochtend als het net licht wordt. Dat heb ik nu een aantal keren mogen meemaken en dat is voor mij het ultieme genieten van de duivensport. Liefst zou ik zien dat de NPO niet 1 maar 3 ochtendlossingen organiseert met afstanden tussen de 900 en 1100 km. In dat geval zou ik daar voor kiezen en misschien op de lange termijn eens een ZLU vlucht. Het komend seizoen wil ik proberen om met de tweejarige duiven de ochtendlossing Ruffec en de middaglossing Agen spelen. En voor de jaarlingen staan een paar dagfondvluchten (Vierzon 759 km en Issoudun 790 km) op het programma. Dus vier vluchten waarvoor ik dan de zaterdag verlof opneem. En mochten de resultaten goed zijn, plak ik er misschien nog een paar jaar aan. Maar zoals gezegd de uitspraak “Niets is veranderlijker dan een mens”, geldt zeker voor mij!”

Zoals ik al vaker schreef in eerdere columns begint succes met realistische plannen voor de langere termijn. Bij veel liefhebbers ontbreken die plannen echter of zijn ze niet realistisch. Ik gaf Ben aan dat ik hoopte dat hij er in zou slagen om realistische plannen te maken toegespitst op zijn situatie en dat hij die plannen zal kunnen verwezenlijken. Ben is met dit advies aan de slag gegaan en hier volgt zijn reactie; “Ik moet voor mijzelf accepteren dat het gehele seizoen in het teken zal staan van twee of drie vluchten waarop ik vrij neem en thuis kan zijn. Alle andere vluchten zijn bedoeld om de duiven in te laten vliegen en ervaring op te laten doen. Ik zal mezelf dan moeten voorhouden dat resultaten op die invliegvluchten niet verwacht moeten worden en is er onverwachts toch een succes op een invliegvlucht is dat mooi meegenomen. Concreet zal dat inhouden dat ik slechts twee vliegafdelingen zal kunnen hebben. De doffers laat ik dan trainen in de ochtend voordat ik naar mijn werk ga en de duivinnen na het werk. Deze zullen op totaal weduwschap ingespeeld worden. Jonge duiven zullen dan pas gekweekt worden wanneer de oude duiven in aanloop naar de marathon bij elkaar mogen blijven om op nest verder gespeeld te worden. Als de ouden dan op nest zitten heb ik immers met de jonge duiven erbij ook slechts twee afdelingen om los te laten en te verzorgen. De acceptatie van het niet altijd hoeven presteren is mijn grootste uitdaging en we gaan in 2023 zien hoe ik dat ga beleven.”

Tot zover Ben Snijder over zijn worsteling om wel of niet te stoppen met de duivensport en ik wens hem heel veel succes en hoop dat hij er in slaagt om aan deze plannen vast te houden en hij voor de duivensport behouden blijft.

1 Januari 2023

De Kleine Liefhebber.5 / Gerard van Wijk – Beuningen

Het is inmiddels al weer 6 jaar geleden dat ik de vorige column schreef over een kleine liefhebber. Dit was over Jaak Nouwen de bekende Belgische schrijver van duivenboeken en columns in Duifke Lacht. Het contrast met de hoofdpersoon van deze column is groot. Waar Jaak zich afzette tegen de grote commerciële hokken en zijn mening niet onder stoelen of banken stak, is de hoofdpersoon van deze column een gemoedelijke man die het credo van “leven en laten leven hanteert” en zeker niet de barricaden op zal gaan om voor een eerlijker duivensport te strijden.

Het betreft de 71 jarige Gerard van Wijk uit Beuningen. Gerard heeft zo’n 35 jaar postduiven en voor hem staat de ontspanning voorop. Om het met een klein hokje duiven op te nemen tegen de grotere spelers en hen regelmatig verslaan is voor hem de ultieme sportbeleving. In vereniging en kring goede uitslagen behalen op de dagfond en met regelmaat bij de kampioenen eindigen op deze discipline is zijn doel. En dat doel heeft hij feitelijk al bereikt. Vanaf 2015 is hij bij de kampioenen dagfond in de vereniging en in 2015 behaalde hij de 2e plaats bij het kampioenschap dagfond van de kring. Ook afgelopen jaar werden er weer mooie uitslagen neergezet waaronder een 2e van Nevers in Vlieggebied ZO van afd. 8. Dit is vooral erg knap als je bedenkt dat hij maar met 5 doffers en de laatste 2 vluchten zelfs met maar 3 doffers speelde. Aankomend jaar start hij met 7 doffers. Met de duivinnen wordt alleen op de navlucht gespeeld. De jongen worden niet verduisterd, maar toch komen die ook beslist niet slecht naar huis.

Gerard is dus zoals gezegd een kleine liefhebber. Hij moet woekeren met de ruimte. Op een klein binnenplaatsje staat zijn vlieghok van 4 x 1,6 meter. Dit hokje heeft hij in twee afdelingen verdeeld van elk 1,6 x 1,6 meter. In de ene afdeling zitten de weduwnaars en in de andere de jonge duiven. En daar tussen in zitten de weduwduivinnen in een ruimte van 0,8 x 1,6 meter. Daarnaast heeft hij in zijn schuurtje nog een hokje met 6 kweekkoppels. Gerard speelt alleen met zijn doffers en dat zijn er dus nooit meer dan 8 maar meestal minder. Voor veel jongen heeft hij geen ruimte, dus meer als 20 jongen kweekt hij meestal niet. Gerard legt de lat hoog en duiven moeten echt een plaatsje verdienen. Er is weinig ruimte om te experimenteren. Alleen uit zijn beste duiven wordt gekweekt en nieuwe kweekduiven blijven maar kort zitten als het rendement laag is. Gerard; “Ik hou alleen de beste vliegers aan. Toch vind ik selectie best moeilijk en daarom heb ik de duivencoach.nl laten komen om meer inzicht te krijgen in waarop ik moet letten voor wat betreft de lichaamsbouw en andere uiterlijke kenmerken. Door de adviezen van de-duivencoach.nl heb ik ook wat meer inzicht gekregen in hoe te koppelen.”

Om met beperkte middelen de strijd aan te gaan op de discipline dagfond tegen de grote namen getuigt van optimisme en moed. Gerard beschikt over beide karaktereigenschappen en kan ook heel goed relativeren. Zo had hij afgelopen jaar op de dagfond na 4 mooie uitslagen zicht op een podiumplaats in het rayon, maar helaas misten alle drie zijn duiven op Issoudun. Gerard; “Je moet reëel zijn als je met zo weinig duiven speelt. Het kan alles zijn, maar ook niets. Met enkele duiven mee, moet je heel tevreden zijn als je er een aantal malen in slaagt om de grotere en betere spelers in je directe omgeving te verslaan. Voor mij zijn dat de gebroeders Hoogeveen en Berry Awater. Als ik die een paar keer voorzit ben ik zeer tevreden. Ik heb het dan alleen over de dagfond want de andere vluchten zijn voor mij allen bedoeld om de duiven in te spelen.”

Uit de laatste opmerking blijkt wel dat Gerard realistisch is. Zijn keuze voor de dagfond is ook een bewuste keuze geweest. Op de kortere afstanden hebben ligging en windrichting te veel invloed en overnacht/marathon ligt hem niet zo. “Ik vind de dagfond een prachtig spelletje wat goed bij mij past. Dat geldt ook voor het soort duiven dat op deze afstanden in zijn element is. Dat zijn doorgaans de sterkere duiven die met weinig medicatie gezond kunnen blijven. Toen ik de keuze voor de dagfond maakte had ik het geluk dat ik van Hennie Theunissen een aantal duiven kon aanschaffen. Dit was een liefhebber uit mijn vereniging, die op de dagfond zeer hard speelde en ook bij de betere spelers van de afdeling hoorde. Deze duiven zitten nog in de afstamming van verschillende duiven op mijn hok. Verder heb ik nog enkele duiven van Marcel Sangers en Edwin Hoogland kunnen bemachtigen. Daarnaast koop ik regelmatig een bonnetje van liefhebbers die op de dagfond goed mee kunnen komen. Mijn laatste aanwinsten zijn duiven van Albert Klaasen en Dijkstra/Beerda duiven van Nico van Veen.

Voor liefhebbers als Gerard die het moet doen met beperkte middelen is het meedoen voor een kampioenschap op een hoger niveau als het rayon vrijwel niet mogelijk. Maar Gerard ligt daar niet wakker van. Door de beroepsspelers en semiprofs die met grote aantallen duiven spelen blijft het voor de amateur nog betaalbaar zegt Gerard. “Zoals gezegd ben ik een tevreden mens wanneer ik er regelmatig in slaag om de grotere en betere spelers in mijn directe omgeving te verslaan. Verder gaan mijn ambities niet. Ook al zou ik meer duiven willen houden, ik heb niet meer plaats dus het is roeien met de riemen die je hebt. Bovendien wordt de duivensport ook steeds duurder. En wat ook belangrijk is, is dat je met weinig duiven gemakkelijker het overzicht houdt en sneller ziet als er wat aan mankeert.”

Op zijn laatste opmerking ingaande vroeg ik Gerard wat hij er aan doet om zijn duiven gezond te houden. Gerard; “Helemaal zonder medicatie lukt me helaas niet. Maar als je de reportages en websites leest van sommige kampioenen, krijg je de indruk dat succes alleen maar te bereiken is door de duiven vol te proppen met medicatie en supplementen en regelmatige bezoeken aan de dierenarts. Dat gebeurt hier absoluut niet. Ik hanteer de stelregel dat het veel doeltreffender is om duiven te verwijderen die zonder te kuren niet gezond kunnen blijven. Maar zoals gezegd het lukt me niet altijd om ze zonder kuur/ontsmetting in conditie te houden. In het vliegseizoen krijgen ze daarom om de veertien dagen anderhalve dag BS en daarnaast rook ik regelmatig het hok uit met droogontsmetter. Buiten het vliegseizoen worden er geen medicijnen gebruikt en wordt een zieke duif onherroepelijk opgeruimd.”