De-Duivencoach.nl
Nico van Veen

Oorlogsduiven - Heim Meijerink

Postduiven in de tweede wereldoorlog 1940 - 1945

Ondanks de ontwikkeling van de draadloze communicatie werden ook in de Tweede Wereldoorlog honderdduizenden duiven ingezet, door de geallieerden en ook door de Duitsers. Niet door de Nederlanders: wij hadden onze Rijkspostduivendienst wegbezuinigd en waren met nieuwe plannen voor zo'n militair onderdeel in 1939 net te laat. Voordat er een nieuw duivennetwerk kon worden opgezet, waren we al onder de voet gelopen door de Duitsers...

Ook in deze vreselijke oorlog werden postduiven gebruikt voor het overbrengen van berichten en voor spionagedoeleinden. Dat leverde vaak minder risico's op dan communicatie via de ether. En het was ook goedkoper! Alle strijdende partijen maakten er gebruik van, over de hele wereld. Vooral de Amerikanen waren dol op de postduiven. Ze hebben ze ook nog ingezet na de Tweede Wereldoorlog, in de Koreaanse oorlog bijvoorbeeld.

In december 2007 vond in Londen een herdenking plaats van de dieren die in en na de Tweede Wereldoorlog de Dickin-medaille hadden gekregen. Zoals mensen het Victoria-kruis krijgen in Engeland, krijgen dieren de Dickin-medaille, namelijk voor heldhaftigheid en trouw. De herdenking speelde zich af op een dierenkerkhof dat net opgeknapt was en waar een aantal van die onderscheiden dieren begraven liggen.

In totaal hebben 62 dieren die medaille gekregen: 3 paarden, 26 honden, 32 duiven en 1 kat. Door de inzet van die dieren zijn duizenden mensenlevens gered.


GI Joe
De beroemdste duif uit de Tweede Wereldoorlog was GI Joe. Deze bonte doffer redde in 1943 het leven van de bevolking van een Italiaans dorp en van de Britse troepen die daar gelegerd waren. De Amerikanen waren namelijk van plan het dorp Calvi Risorta te bombarderen zodat de Britse veldtroepen de plaats makkelijker op de Duitsers konden veroveren. De Duitsers hadden zich echter al voortijdig teruggetrokken zodat de Britten het dorp direct al konden innemen. Via radiocontact probeerde men het bombardement te voorkomen maar dat mislukte. Uiteindelijk is dat GI Joe wel gelukt: hij vloog in 20 minuten de 30 kilometer terug naar zijn Amerikaanse legerbasis en kwam net op tijd om het bombardement tegen te houden. Volgens generaal Mark Clark heeft GI Joe hiermee het leven gered van zo’n 1000 militairen. 

Behalve in Italië diende de duif ook in Tunesië en Noord-Afrika. In 1946 werd GI Joe overgebracht naar Londen waar hij de Dickin-medaille kreeg voor zijn heldendaad. In 1961 overleed de duif in Detroit op 18-jarige leeftijd.

Het Amerikaanse leger
In de jaren dat de Tweede Wereldoorlog zich afspeelde bestond er al draadloze telegrafie en radiografie. Alle moderne legers maakten daar met hun verbindingsdiensten intensief gebruik van. Toch hebben alle strijdende partijen in deze oorlog tienduizenden postduiven ingezet, net als in de Eerste Wereldoorlog!

Vooral de Amerikanen waren dol op de duiven als verbindings- en spionagemiddel. Hun postduivendienst (United States Army Pigeon Service) telde maar liefst 3000 manschappen en 150 officieren. Ze trainden in totaal 54.000 duiven voor het harde oorlogswerk. Bij al hun patrouilles, vliegtuigen, onderzeeboten en verkenningstochten gingen duiven mee, die met inlichtingen of noodsignalen konden worden losgelaten.

De Britse krijgsmacht
Toen de oorlog op het vasteland van Europa uitbrak in 1939 vreesden de Engelsen voor een invasie van hun land door de Duitse troepen. Ze dachten dat dan hun telefoon- en radioverbindingen niet goed meer zouden werken. Daarom heeft de Britse krijgsmacht zijn postduivendienst (the Carrier Pigeon Service) snel uitgebreid, vooral met duiven van duivenmelkers langs de Engelse zuidoost kust. De duiven werden speciaal afgericht voor militaire inzet. Toen die Duitse invasie niet doorging werden de getrainde duiven voor andere militaire doeleinden ingezet. Vanaf 1942 hebben de Engelsen bijvoorbeeld veel duiven  meegegeven met hun bommenwerpers naar het vasteland. De duiven werden losgelaten als het vliegtuig in de problemen kwam of neerstortte. Ook bij de marine werden duiven ingezet. Torpedoboten die dicht onder de Franse kust opereerden konden uit veiligheidsoverwegingen hun radio niet gebruiken. Ze lieten dan duiven los met belangrijke informatie voor de thuisbasis.

Invasie in Normandië
Bij de landing van de geallieerde troepen op de kusten van Normandië op 6 juni 1944 werden honderden goed afgerichte duiven gebruikt. Die moesten met berichten terug naar Engeland, een kleine 200 kilometer. Ze vlogen niet rechtstreeks over zee, maar volgden eerst de kustlijn in noordelijke richting en pas bij Duinkerken, waar de zee op zijn smalst is, staken ze het Kanaal over.
Toen de geallieerden delen van Frankrijk en België hadden bevrijd, vorderden zij honderden duivenhokken van duivenhouders uit die streken. Daaruit blijkt wel hoe belangrijk de duiven voor de verbindingen waren. De plaatselijke duiven kregen een spoedtraining en werden meegenomen met het oprukkende front en vandaar met berichten losgelaten. Ze bereikten dan hun hokken die onder militair toezicht waren geplaatst.

Duitse maatregelen
Dat de Duitsers het militaire belang van de postduif inzagen, blijkt wel uit de maatregelen die zij troffen in de gebieden die zij in 1940 bezetten. De zeer ouderen onder ons zullen zich dit nog scherp herinneren! Kort na de capitulatie van Nederland in mei 1940 eisten de Duitsers dat alle postduiven moesten worden afgemaakt. Toen bleek dat veel liefhebbers weigerden en een massaal protest van de 25.000 duivenhouders dreigde, werd de maatregel snel weer ingetrokken.
De Duitsers vorderden een aantal hokken van prominente liefhebbers in ons land. Ze richtten diverse centrale hokken in van waaruit de duiven militaire training kregen. In een bekende villa in Den Haag bij het Carnegieplein hielden ze bijvoorbeeld vele honderden duiven, die vooral werden gebruikt in de luchtmacht en de marine. Ieder vliegtuig en iedere onderzeeboot had duiven aan boord.
In 1942 werd opnieuw afgekondigd dat alle postduiven gedood moesten worden. Wie weigerde kreeg op zijn minst drie maanden dwangarbeid. Maar ook dit Duitse gebod werd door velen ontdoken. En aan het eind van de oorlog kwam er nogmaals een bedreigende maatregel voor de duivenmelkers: iedereen die nog duiven hield zou voor het vuurpeloton komen! En nog steeds namen velen het risico hun duiven heimelijk aan te houden. Aan hen hebben we te danken dat er na de oorlog snel weer een behoorlijk postduivenbestand kon worden opgebouwd.

Medailles voor heldenduiven
In 1942 was ons land bezet door de Duitsers. Dick Drijver was toen 20 jaar, hij woonde in Santpoort en was verwoed duivenmelker. Bovendien speelde Dick een rol in het verzet, hij was lid van een Haarlemse knokploeg. Een paar duiven van hem hadden al eens boodschappen overgebracht voor het verzet. Dat was linke soep: iedereen had zijn duiven immers moeten opruimen.
In juli 1942 werd bij Dick Drijver een gewonde Engelse postduif gebracht. Dick lapte de duif op en zette Tommy, zo had hij hem genoemd, in als oorlogskoerier. Hij typte op luchtpostpapier een briefje met informatie over een Duitse marinebasis in IJmuiden, over een vliegveld bij Zwolle en over afluisterposten in Friesland. En hij vroeg of ze via Radio Oranje, de geheime zender vanuit Engeland, wilden melden of Tommy zijn boodschap veilig had bezorgd. Het briefje ging in een kokertje aan de poot van de duif.

Tommy
“Tommy is veilig aangekomen,” klonk het in augustus 1942 over de radio. Dick Drijver hoorde het bericht ergens in Friesland, waar hij ondertussen moest onderduiken. Twee weken later werd de haven van IJmuiden gebombardeerd. De Duitse marinebasis is nooit meer gebruikt. Tommy was eigenlijk helemaal geen oorlogsduif. In Engeland gingen tijdens de oorlog de wedvluchten gewoon door. Tommy bleek een afgedwaalde wedvluchtduif. Met zijn boodschap wist hij dus wel zijn hok in Dalton te vinden. Zijn eigenaar, Bill Brockbank, is toen nog even gearresteerd geweest omdat de Engelse politie het Nederlandse briefje niet vertrouwde. Maar al gauw kreeg men in de gaten dat het belangrijke strategische informatie was. Na de oorlog, op 26 februari 1946 werd de duif in Londen onderscheiden met de Dickin-medaille. Dick Drijver was erbij.

De Dickin-medaille
Veel duiven die in de Tweede Wereldoorlog bijzondere opdrachten hebben uitgevoerd, werden geëerd met onderscheidingen. De bekendste onderscheiding was de Dickin-medaille uit Engeland. De medaille is genoemd naar Maria Dickin, die in Londen een organisatie voor dierenbescherming heeft opgericht. In totaal hebben 62 dieren de onderscheiding gekregen, voor heldhaftig gedrag en trouw. Het betrof paarden, honden en 32 duiven. Het gaat vooral om moed en trouw in de Tweede Wereldoorlog, maar niet uitsluitend. In 2007 werd bijvoorbeeld nog de hond Sadie, een labrador, onderscheiden omdat hij in Afghanistan explosieven had opgespoord en zodoende veel levens gered. De dierenbeschermingsorganisatie van Maria Dickin beheert ook een dierenbegraafplaats waar een aantal van de onderscheiden dieren hun laatste rustplaats hebben gevonden. Die begraafplaats is onlangs gerestaureerd en bij die gelegenheid zijn de dappere dieren nog eens in het zonnetje gezet.

Willem van Oranje
In ons vorige artikel hebben we het verhaal van GI Joe, de beroemdste duif uit de Tweede Wereldoorlog, al verteld. We laten nu nog een aantal andere heldenduiven de revue passeren. We beginnen met duiven die hun kunststukjes boven Nederland hebben uitgevoerd, net als Tommy. Sommigen denken dat dit Nederlandse duiven waren, maar dat is onjuist. Het waren Engelse duiven die hier werden ingezet en die terug moesten vliegen naar hun hok in Engeland. “Flying Dutchman” leverde in 1944 liefst drie maal belangrijke informatie af die afkomstig was van geheime agenten in Holland. Bij een vierde poging is de duif verloren gegaan.

Door een bericht dat in 1942 overgevlogen werd door “Dutch Coast” kon de bemanning van een neergestort vliegtuig voor de Nederlandse kust gered worden. De duif moest daarvoor 7,5 uur vliegen onder beroerde omstandigheden. De duif die later “William of Orange” werd genoemd, speelde een belangrijke rol bij de slag om Arnhem. De vale doffer werd gelost op 19 september 1944 om 10.30 uur in Arnhem met gegevens over de landing daar. De duif vloog 480 kilometer waarvan 250 over zee en bereikte zijn hok om 14.55 uur. Hij was gefokt door een zekere Sir William Proctor Smith en getraind door de Engelse Army Pigeon Service. Direct na de oorlog werd ook deze duif onderscheiden met de Dickin-medaille en vervolgens teruggekocht door Sir William voor 135 pond. Mevrouw Smith heeft later die Dickin-medaille geschonken aan een museum.

Mary of Exeter
“Ruhr-Express” werd na een jaar van hard werken, met lossingen vanuit vliegtuigen en vanaf schepen, in 1945 per parachute gedropt achter de vijandelijke linies. Zij werd gevonden en van informatie voorzien. Zij vloog daarna in recordtijd een kleine 500 kilometer en bezorgde de Engelse geheime dienst een zending belangrijke gegevens.

“Scotch Lass” werd op 12 september 1944 samen met een geheim agent gedropt in Nederland, vloog vervolgens  terug naar Engeland en bereikte haar hok, hoewel gewond, met 38 micro-foto’s.

Eén van de belangrijkste Engelse oorlogsduiven was “Mary of Exeter”. Deze duivin vloog gedurende vijf jaar op alle fronten. Ze liep daarbij vele verwondingen op. Ze sneuvelde tijdens een vlucht en werd op het land teruggevonden. Evenals de hiervoor genoemde duiven werd Mary onderscheiden met de Dickin-medaille. Zij is begraven op de begraafplaats voor dieren die Maria Dickin in Londen heeft ingericht.

Waarom duiven?
Het blijft wonderlijk. Terwijl in 1940 radioverbindingen en draadloze telegrafie al lang bestonden en ook gebruikt werden in de oorlogsvoering, werden toch nog tienduizenden postduiven ingezet. En zoals blijkt uit bovengenoemde voorbeelden, met succes. Hoe kan dat? Waarom gebruikten alle strijdende partijen nog steeds postduiven?

In de eerste plaats waren duiven goedkoop. Radioapparatuur was veel duurder. In de tweede plaats waren de duiven betrouwbaar. Bijna alle duiven die met een bericht werden gelost, bereikten hun hok, terwijl veel radiografische berichten moeilijk aankwamen. Er was regelmatig sprake van vijandelijke storingen en bovendien was er met berichten door de ether altijd het risico van meeluisteren door de vijand. Natuurlijk werd er ook wel eens een duif uit de lucht geschoten, maar dat risico was veel kleiner. Overigens hebben zowel de Duitsers als de geallieerden roofvogels ingezet om duiven te onderscheppen, maar dat lukte toch maar zelden.

Een ander voordeel van postduiven boven telegrafie was dat je aan de poot van zo’n duif veel ingewikkelde informatie kwijt kon. Denk aan microfotografie, denk aan schema’s, denk aan landkaarten. En duiven kon je goed inzetten voor spionagedoeleinden; ze werden bijvoorbeeld gedropt in bezette gebieden zodat ze voorzien van strategische informatie terug konden vliegen naar hun basis.

Postduiven aan parachutes
Het is zondagmiddag 4 oktober 1942, dus middenin de Tweede Wereldoorlog. We bevinden ons in het Dennenbosje aan de Prins Hendriklaan in het Veluwse Ermelo. Bert en Willy Vossebelt spelen in het bosje, ze willen een hut bouwen maar vinden niet veel hout. Dan ziet Bert iets raars in een boom hangen, iets wits, het lijkt wel een jas. Willy vindt het griezelig maar Bert is stoer, hij klimt in de boom en komt even later naar beneden met, ja met wat? Het blijkt een parachute te zijn en er hangt ook wat aan: een soort thermosfles. Als de kinderen die koker beter bekijken zien ze door een aantal luchtgaatjes wat erin zit: een duif, een levende duif!

Ze hollen naar huis. Vader Vossebelt maakt de koker open, zet de duif zo lang in een doos en leest het formulier dat ook uit de koker kwam. Het is een oproep van de Engelse geheime dienst om gegevens over Duitse radarinstallaties en luchtafweergeschut door te geven. Je moest die informatie op het formulier invullen, het formulier opvouwen en in een klein kokertje stoppen. Dat kokertje moest je vastmaken aan de poot van de duif en vervolgens de duif loslaten. Die zou dan terugvliegen naar zijn militaire hok in Engeland. Terwijl de kinderen de duif voer geven (een zakje voer zat ook in de koker) twijfelt vader Vossebelt. Hij weet van een Duitse radar in Harderwijk en van een schietbaan in Hierden. Maar hij weet ook welk risico hij loopt. Hij twijfelt urenlang en om 19.00 uur levert hij de gevonden spullen af bij rijksveldwachter Willem Smink, die dezelfde avond nog de burgemeester van Ermelo inlicht. De volgende dag heeft Smink de duif met toebehoren ingeleverd bij de Duitsers.

De Britse inlichtingendienst had het vermoeden dat de Duitse Wehrmacht een radarinstallatie en luchtafweergeschut had ingericht in de regio Harderwijk. Luchtfotografie was toen nog niet goed ontwikkeld, dus probeerde men inlichtingen te verkrijgen via gedropte postduiven. Tientallen duiven aan parachutes zijn toen in die regio gevonden. Hoeveel er met bruikbare gegevens zijn teruggevlogen is niet bekend.

De Britten en de Amerikanen hebben op ruime schaal gebruik gemaakt van deze methode, in alle bezette gebieden maar vooral in Frankrijk. De Engelsen hadden een speciale fabriek opgezet waar de parachutes voor duiven werden gemaakt. In de loop van de oorlog zijn liefst 16.000 duiven gedropt, waarvan er slechts 1800 zijn teruggekeerd op hun Engelse hok. Veel duiven zullen gewoon niet gevonden zijn, triest maar waar. Andere werden, zoals in Ermelo ingeleverd bij de Duitsers. En ook al werden ze wel gelost, dan moesten ze de moeilijke oversteek naar Engeland nog maar maken. De Duitsers hadden aan de kust een “squadron” afgerichte haviken in stelling gebracht…

Parachutisten
De duiven hingen niet altijd zelf aan de parachute. Ze werden ook vaak meegenomen door parachutisten. Als die achter de vijandelijke linies werden neergelaten, dus in bezette gebieden, konden ze geen gebruik maken van radiocontact. Dan waren postduiven hun enige communicatiemiddel.

Ze namen die duiven op verschillende manieren mee. Veelal kregen de duiven een soort vestje aan, ter bescherming. Ze konden dan tijdens de sprong hun vleugels niet uitslaan en zodoende gewond raken. De parachutist had een of twee van die ingepakte duiven voor zijn borst bevestigd. Na de landing moest hij de duiven vrij snel met berichten lossen; hij kon ze niet goed vervoeren.
Dat was wel mogelijk als de paratroepen van een andere methode gebruik maakten. Vlak voordat de parachutist zelf sprong werden de duiven aan een eigen parachute neergelaten. Het ging dan om vier duiven die in een ronde mand van draad en canvas zaten en aan die mand was de parachute bevestigd, zie de foto’s. Na de landing zocht de parachutist de duivenmand, waarin ook voer en water was meegenomen. Hij kon de duiven dus een aantal dagen verzorgen en de mand meenemen op zijn verkenningstocht. Postduiven waren zijn enige mogelijkheid om informatie bij het militaire hoofdkwartier te krijgen.

Zonder parachute
Tijdens de vluchten van alle geallieerde vliegtuigen nam de bemanning een of twee duiven mee. Die waren dan niet zozeer bedoeld voor spionagedoeleinden, maar om bij problemen een noodsignaal te kunnen verzenden. Als het vliegtuig niet te veel snelheid had, kon de duif gewoon met de hand vanuit het toestel worden gelost. Maar de nieuwe zware bommenwerpers die richting Duitsland vlogen, bereikten snelheden tot 600 kilometer per uur. Als je daar een duif zou uitzetten, kwam het fladderende dier onherroepelijk in de zuiging van het toestel terecht en vervolgens in de propellers. Voor dat probleem hadden de Amerikanen een simpele oplossing gevonden. Ze stopten de duif in een gewone papieren zak. Daar zat een gaatje in waar de kop door kon. Ze gooiden die zak met kracht uit het toestel, door de wind en het gespartel van de duif scheurde de zak en als de vogel zich bevrijd had was hij al lang buiten de zuiging van het vliegtuig.

Dat dergelijke bommenwerpers hoogten bereikten van 8000 meter, was voor de duiven geen probleem. Ze trotseerden 40 graden onder nul, cirkelden naar beneden tot hun normale vlieghoogte, en zetten koers naar huis. Op deze manier werden 320 duiven uitgeworpen met een bericht, waarvan er 307 hun hok bereikten.

Ondanks de beschikbaarheid van telegrafie en radio is in de Tweede Wereldoorlog nog op uitgebreide schaal gebruik gemaakt van postduiven. In bovenbeschreven voorbeelden ging het om situaties waarin communicatie via de ether niet mogelijk of te gevaarlijk was. De duiven trokken zich van de gevaren weinig aan en leverden betrouwbaar hun boodschappen af. Dat gebeurde niet alleen in Europa maar bij de gevechtshandelingen over de hele wereld.

De duif wordt gewoon met de hand vanuit het vliegtuig gelost


Belangrijkste bronnen: Peter Yska, Postduiven en radars, Van ’t Erf van Ermel (jan. 2000)                                                                        en C.A.M. Spruijt, De postduif van A – Z  (Den Haag 1950)

Postduiven in de jungle
25 april is in Australië Anzac Day, bevrijdingsdag. Door de binnenstad van Melbourne trekt, zoals ieder jaar, een bonte stoet met veel oude legervoertuigen en veteranen. Trots lopen ze mee, een groepje duivenhouders die in de Tweede Wereldoorlog een belangrijke rol hebben gespeeld, mannen van boven de tachtig, ieder jaar zijn het er minder. De mensen langs de kant juichen ze toe, ook al weten de meeste Australiërs niet wat die duivenmelkers in deze optocht te zoeken hebben. Ze weten niet hoeveel soldaten hun leven te danken hebben aan de vogels van deze mannen.

Japanners
Postduiven zijn in de Tweede Wereldoorlog niet alleen in Europa maar over de hele wereld ingezet. In Afrika, in het Midden-Oosten, in Azië, overal waar gevochten werd. Dus ook in Papoea Nieuw-Guinea, het enorme eiland ten oosten van Indonesië en ten noorden van Australië. Hier leverden Australische troepen verbeten strijd met de Jappanners. In 1942 dreigde in Australië een invasie door de Jappen. De Australische legerleiding was bang dat als het zo ver zou komen de normale verbindingsmogelijkheden niet zouden werken: draden zouden worden doorgesneden, radio afgeluisterd en boodschappers tegengehouden. Dus zochten ze naar een andere mogelijkheid. Er werd een conferentie gehouden tussen hoge officieren van de militaire verbindingsdienst en een aantal prominente duivenhouders. Daar werd besloten dat ze met geselecteerde postduiven een serie proeven gingen doen. Toen die proefvluchten succesvol verliepen, was het snel beslist: er kwam een heuse militaire postduivendienst die de belangrijkste verbindingen binnen de Australische defensie moest gaan onderhouden.

Vrijwilligers
Duivenhouders die zich als vrijwilligers meldden werden geselecteerd en getraind. Er kwam een lange lijst van burgers die hun hok voor militair gebruik beschikbaar stelden. Het verzoek aan alle duivenliefhebbers in heel Australië om jonge duiven voor het leger af te staan leidde tot een geweldig resultaat: in 1942-43 werden maar liefst 13.500 jongen geschonken.
Men bouwde een keten van militaire duivenhokken waardoor dekking ontstond op alle strategische posities langs de enorme kust van Australië. De postduiven vervulden een bijzondere rol in de verbinding tussen patrouillerende legervaartuigen en de kust. Deze dienst was zo succesvol dat men spoedig inzag dat de postduiven ook in de jungle geweldige mogelijkheden zouden bieden. Binnen de legerleiding moest namelijk nogal wat weerstand worden overwonnen. Sommigen meenden dat we nu terug gingen naar de tijd van de ark van Noach.

Oerwoud
Toen de Japanners werden teruggedrongen, ontstonden gevechten in de oerwouden van Papoea Nieuw-Guinea en op enkele andere eilanden. De Australiërs kregen daarbij hulp van de Amerikanen. Diverse secties van de postduivendienst werden overgebracht naar de kustplaatsen van Nieuw-Guinea. Vooral in het moeilijke terrein van de jungle waren andere verbindingen vrijwel onmogelijk.

Het inzetten van de duiven ging echter ook niet van een leien dakje. De duiven die van Australië waren over gekomen bleken niet goed bestand tegen de tropische omstandigheden. Vooral de luchtvochtigheid speelde hen parten. Men besloot uitsluitend duiven in te zetten die ter plekke waren gekweekt. Dat hielp. Men gebruikte voornamelijk duiven van 3 tot 5 maanden oud, jonge duiven voor dit zware werk. Met die duiven werd intensief getraind, ook op mobiele hokken. De maximum afstand die de duiven moesten afleggen bedroeg 90 kilometer. Het duivenvoer moest bewaard worden in luchtdichte vaten. De duiven moesten intensief met insectenpoeder worden behandeld. En zo werd het inzetten van duiven in de jungle toch een groot succes. Alle legereenheden wilden steeds meer duiven! Er werden nog meer hokken gebouwd en, ook heel belangrijk, er werden meer ervaren duivenverzorgers overgevlogen.

Dickin-medailles
Even een paar voorbeelden die typerend zijn voor het werk van de postduiven in deze regio’s.
Een Amerikaanse verkenningspatrouille ontdekte dat in een strategisch belangrijk dorp 500 Japanners waren verzameld om een aanval in te zetten. Na hun ontdekking kwamen de Amerikanen onder Japans vuur te liggen. Hun radio raakte buiten werking tijdens de gevechten. Ze losten twee duiven met belangrijke informatie over de Japanse troepenconcentratie voor het hoofdkwartier. De duiven werden echter direct uit de lucht geschoten door de Japanners. De Amerikanen hadden nog één duif over. Toen de gevechten even wat minder waren, lieten ze deze los en ondanks het vijandelijke vuur bereikte deze blauwband doffer het hoofdkwartier in 47 minuten. Het resultaat was dat het betreffende dorp gebombardeerd werd zodat de vijand zich terug trok en de patrouille veilig terugkeerde. De duif kreeg later de Dickin-medaille.

Australische eenheden probeerden begaanbare wegen aan te leggen dwars door een bergketen op Nieuw-Guinea. Tijdens tropische regen liepen ze soms vast. De duiven brachten dan uitkomst. Ze brachten hun positie over naar het hoofdkwartier zodat hulp gestuurd kon worden. De duiven deden daar hun werk onder unieke omstandigheden, ze moesten soms op een afstand van vijf kilometer 800 meter hoogteverschil overbruggen, in slagregens en mist. Toch werden vrijwel alle boodschappen netjes afgeleverd.

Tijdens een hevige tropische storm in juni 1945 verging een Australisch legervaartuig. Het spoelde aan op een afgelegen strand in een onbewoond deel van Nieuw-Guinea. Een duif bracht de noodkreet in 50 minuten naar de basis in Madang dwars door de zware regens. Direct werd een schip gestuurd en de bemanning was gered. Dezelfde duif heeft in totaal 23 militaire missies met succes uitgevoerd en kreeg later ook de Dickin-medaille.

Afgemaakt
Ook al hebben de duiven nog zulk goed werk verricht in Nieuw-Guinea, ze hebben de oorlog niet overleefd. Vanwege strenge quarantaine-wetten mochten de duiven na de oorlog Australië niet in. Treurig maar waar: ze zijn afgemaakt. Er was geen andere keus. Als de duiven waren achtergelaten in Nieuw-Guinea zouden ze omkomen van de honger of door de havik. Twee duiven zijn opgezet. Ze staan in een vergeten hoekje van een Australisch Oorlogsmuseum, beide met een medaille om de nek.